Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[28 december 1869
Van den Rijn (CXV)]

28 december 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 305. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Van den Rijn, 27 December.

De ministeriële crisis in Beijeren is in de afgeloopen week geëindigd door de benoeming van den heer von Braun, hoofdambtenaar bij het ministerie van Koophandel, tot minister van Binnenlandsche Zaken. De portefeuille van Eeredienst is opgedragen aan den minister van Justitie von Lutz. De nieuwe minister van Binnenlandsche Zaken wordt gezegd de liberale beginselen te zijn toegedaan, hetgeen ook reeds hieruit zou blijken, dat de ultramontaansche dagbladpers, de organen der zoogenaamde patriotische partij, onmiddellijk hare aanvallen tegen het nieuw geconstitueerde ministerie gerigt heeft. De Augsburger Post-Zeitung, die vroeger verklaard had, dat zij zich met het denkbeeld van een nieuw ministerie von Hohenlohe wel kon vereenigen, indien de twee afgetreden ministers en de heer von Schlör hun ontslag ontvingen, zegt thans, na afloop der crisis, het volgende: ‘Wij onthouden ons voorloopig met voordacht van elke verdere en vooral persoonlijke beoordeeling. Er is reeds over de geheele zaak zoowel, als over verschillende bijzonderheden, het noodige gezegd; wij nemen geen enkel woord daarvan terug, maar laten het daarbij blijven. De patriotische partij heeft het niet verborgen gehouden, welk oordeel zij over den prins von Hohenlohe en over den heer von Schlör velt, en daarin is zeker geene verandering gekomen door het feit, dat die heeren na veelvuldig aarzelen besloten hebben aanteblijven. Het ministerie heeft zich geconstitueerd; Z.M. de Koning heeft zijne goedkeuring gegeven; het zal den 3den Januarij e.k. de Kamer openen. - Wij gelooven, dat het nu in de eerste plaats de zaak der Kamer is om hare verhouding tot het ministerie te doen kennen. Wat er ook geschieden moge en welken keer de zaken ook mogen nemen, de patriotten zullen onverwrikt de zelfstandigheid van hunnen Koning en van Beijeren en het welzijn van het land voor oogen houden. Dat zal de maatstaf zijn, waaraan zij personen en verhoudingen, woorden en daden scherp en naauwkeurig, zonder aarzelen en onpartijdig, en daarom ook onbedriegelijk zullen toetsen. Leve de Koning! Leve Beijeren!’


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)