Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[18 november 1869
Van den Rijn (CIX)]

18 november 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Donderdagsche Haarlemsche Courant, no. 272. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Van den Rijn, 16 November.

Uit Stuttgart zijn aan de Kölnische-Zeitung eenige mededeelingen gezonden omtrent het jongste bezoek van den Koning van Wurtemberg aan den Koning van Beijeren. De tentoonstelling te Munchen zou, volgens dien berigtgever, slechts een voorwendsel voor dat bezoek geweest zijn, 't welk inderdaad ten doel zou gehad hebben om den Koning van Beijeren te vervreemden van zijnen minister, den prins von Hohenlohe, en van de door dien minister gevolgde staatkunde. De Koning van Wurtemberg zou namelijk niet alleen de pruissischgezindheid van den prins von Hohenlohe afkeuren, maar ook de houding van dien minister tegenover het aanstaande Concilie. Die Kölnische-Zeitung zegt aan de juistheid van die mededeelingen geenszins te twijfelen, al mogt het ook vreemd klinken, dat de protestantsche Koning van Wurtemberg meer tot de bondgenooten der ultramontaansche partij in Beijeren zou behooren, dan de katholieke Vorst van dat land. Zij gelooft echter, dat de uitslag der aanstaande verkiezingen op het blijven of den val van het ministerie Hohenlohe meer invloed zal uitoefenen dan de raadgevingen van Koning Karel I aan Koning Lodewijk II.

- Men leest in de Schwäbische Merkur het volgende: ‘Reeds vroeger is vermeld geworden, dat dr. von Döllinger eene brochure over de onfeilbaarheid van den Paus aan alle duitsche bisschoppen gezonden heeft. Eenige dagen geleden vertoefde de aartsbisschop van Praag, de kardinaal vorst Schwarzenberg, een korten tijd te München, op zijne reis naar het Concilie te Rome, en hij had in het paleis van den aartsbisschop te München een onderhoud met dr. von Döllinger. Een bevoegd orgaan, de ultra-clericale Donau-Zeitung, deelt omtrent den inhoud van dat gesprek het volgende mede: De kardinaal is een bepaald tegenstander van het leerstuk van 's Pausen onfeilbaarheid, en hij heeft verklaard, dat hij zijn ambt en zijne waardigheid zou nederleggen, indien de onfeilbaarheid tot dogma werd verheven. Alle oostenrijksche bisschoppen zouden van dat gevoelen zijn. Ook in het herderlijk schrijven der bisschoppen te Fulda zou een veel krachtiger toon zijn aangeslagen, indien de oostenrijksche bisschoppen derwaarts waren uitgenoodigd. De bisschoppen, die te Fulda vergaderd geweest zijn, zouden overigens een geheim memorandum aan den Paus gerigt hebben, waarin zij hem bezweren om aftezien van plannen van een ver strekkenden aard. Dat memorandum zou door allen onderteekend zijn, met uitzondering van de bisschoppen van Paderborn en van Würzburg en van den plaatsvervangenden bisschop van Spiers.’


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)