Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[2 augustus 1869
Van den Rijn (LXXV)]

2 augustus 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Maandagsche Haarlemsche Courant, no. 179. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Van den Rijn, 30 Julij.

De Rijnsche dagbladen behelzen de volgende, uit de Presse overgenomen beschouwingen omtrent de verhouding tusschen graaf Bismarck en de conservative partij: ‘Het is voor de heeren van de regterzijde sedert lang geen geheim meer, hoe de president-minister zich over hen heeft uitgelaten. Zij wachten zich echter wel er voor, daarover te spreken. Graaf Bismarck heeft sommigen leden van de behoudspartij uitdrukkelijk opgedragen, hunnen geestverwanten medetedeelen, dat hunne tegen hem aangenomen houding hem in eene zeer moeijelijke positie had gebragt. Zijne zoogenaamde vrienden (aldus zou graaf Bismarck zich hebben uitgelaten) hadden zich zóó gedragen, dat hij zich in het vervolg wel er voor wachten zal, op hen te rekenen. Dat men nu en dan een enkelen aanval op den Bondsraad had afgeslagen, was niet alleen onbeduidend, maar zelfs kwam zoodanige onstelselmatige taktiek den graaf meer schadelijk dan nuttig voor. De heeren hadden, bij ondervinding uit het pruissische Parlement, kunnen weten, dat men hun steeds met de grootste welwillendheid was tegemoetgekomen, en de kanselier moest nu de treurige verklaring afleggen, dat hij daarvoor weinig dank had ingeoogst. Bij elk debat van eenige beteekenis hadden de conservativen gezwe-gen, en nooit kwamen zij voor hunne denkbeelden op, gelijk de liberalen voor de hunne. Deze waren altijd slagvaardig, altijd op hunnen post, wisten altoos het initiatief te nemen, en beheerschten het parlementaire strijdperk volkomen, en dit te meer, omdat de regterzijde, van haren kant, zich er op scheen toeteleggen, steeds de meest komische figuren als redenaars in het vuur te zenden. Nooit was het denkbeeld in den minister opgekomen, gemeene zaak te maken met de nationaal-liberalen, welker denkbeelden niet de zijne waren; hij was steeds en zal blijven conservatief. Doch hij verwachtte gedurig te vergeefs, dat deze of gene zijner politieke vrienden het woord zou opvatten om een en ander te zeggen wat hij zelf liever niet zeggen wilde, en nooit hoorde hij iemand eene redevoering houden, die hem in allen deele beviel. De heer Bismarck heeft voorts den conservativen verweten, dat zij zich bij stemmingen te weinig aaneensloten, en dat velen zoo onregelmatig de vergaderingen bijwoonden. Hij had verwacht, dat zijne staatkundige geestverwanten zich met warmte de voorgeslagen belastingwetten zouden aantrekken. In stede daarvan, is de agitatie tegen die wetsvoorstellen juist van behoudende zijde uitgegaan. Reeds toen de Bonds-kanselier op deze wijze aan de heeren van de conservative partij de les las, moet hij, naar men verzekert, daarbij hebben laten doorschemeren, dat hij van plan was, zich terugtetrekken. Thans is hij reeds sedert vier weken te Varzin, en tot nu toe heeft geen enkel conservatief orgaan de minste uiting gegeven aan droefheid of berouw. Het is met de oude vriendschap gedaan.’ - De Kölnische-Zeitung maakt een door den Afgevaardigde Waldeck aan zijne kiezers gerigten brief openbaar, waarin die heer mededeelt, dat de staat zijner gezondheid hem noodzaakt, zijn mandaat nederteleggen. De Volks-Zeitung uit, bij het mededeelen van dat schrijven, den wensch, dat dit besluit niet onherroepelijk wezen moge, en zegt te hopen, dat eene verbetering in den gezondheidstoestand van den Afgevaardigde, die, volgens dat orgaan, zoo veel heeft bijgedragen tot alles, 't welk in den laatsten tijd tot heil des volks veranderd is, hem weldra moge in staat stellen, zich op nieuw aan de parlementaire werkzaamheden te wijden.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)