Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[10 juli 1866
Van den Rijn (I)]

10 juli 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 160. Deze eerste bijdrage is kennelijk door Huet samengesteld met gebruikmaking van zijn correspondentie met Multatuli.

Slag bij Sadowa: meestal slag bij Königgrätz genoemd, de nederlaag van de Oostenrijkers op 3 juli 1866.

Van den Rijn, 8 Julij.

In een particulier schrijven uit Coblenz komt het volgende voor omtrent de tegenwoordige stemming des publieks in de Rijnprovincie: ‘Het loont de moeite, waartenemen, hoe de algemeene opinie omtrent Koning Wilhelm en graaf Bismarck, sedert het slaan der Oostenrijkers, hier veranderd is. Voorheen zeide men in Rijnland ‘de Pruissen’, even alsof men zelf in Lapland woonde, op onmetelijken afstand van Berlijn. Thans daarentegen noemen de Rijnlanders, wanneer zij van den slag bij Sadowa en van de overwinnende Pruissen gewagen, die overwinnaars ‘wij’. Met name graaf Bismarck is nu aan den Pijn een groot man geworden.’

De Weener Avondpost van den 5den acht zich verpligt, zegt zij, twee feiten te doen uitkomen. Daarvan is het eene, dat reeds vóór den 3den Julij bij Keizer Frans Joseph het voornemen heeft bestaan, Keizer Napoleon te bewegen tot het totstandbrengen van een wapenstilstand met Italie; het andere, dat Keizer Napoleon uit eigene beweging zijne diensten aangeboden heeft, ten einde ook met Pruissen over een wapenstilstand te onderhandelen.

Aan de zeer oostenrijkschgezinde Augsburger Allgemeine-Zeitung wordt van den 5den uit Weenen geschreven, dat de in den slag bij Sadowa door Oostenrijk geleden verliezen, al kunnen zij nog niet overzien worden, ‘enorm’ moeten zijn, en dat men ‘met moeite in de jaarboeken der oostenrijksche krijgsgeschiedenis een tweede voorbeeld aantreffen zal van eene dergelijke nederlaag.’ Als den schuldigste der door de openbare meening aangeklaagde generaals duidt de berigtgever den generaal Henikstein aan, chef van den algemeenen staf, dien hij, zonder opgaaf van redenen, schier in éénen adem een ‘gedoopten Jood’ en een ‘intrigant mensch’ noemt. Te Berlijn wordt heden een algemeenen dankdag gehouden naar aanleiding der bij Sadowa behaalde overwinning. Te Weenen heeft de kardinaal Rauscher, daags na de bij Sadowa geleden nederlaag, een in opwekkende en welsprekende bewoordingen vervatten herderlijken brief uitgevaardigd.

De Norddeutsche-Zeitung, het orgaan van graaf Bismarck, zegt, dat, indien Frankrijk, gelijk door sommige bladen beweerd wordt, werkelijk voornemens was, een commissaris en landingstroepen naar Venetie te zenden, ten einde van die provincie bezit te nemen, men daaruit zou moeten afleiden, dat Frankrijk gelegenheid zoekt tot eene openbare vredebreuk met Pruissen en met Italie.

Uit Frankfort wordt aan de Augsburger Allgemeine-Zeitung het volgende geschreven: ‘Het wekt hier groote bezorgdheid, dat de Beijeren onder Prins Karel den marsch naar Saksen hebben moeten opgeven, en thans, naar men verneemt, zich zullen vereenigen met het 8ste Bondscorps. Men begrijpt niet, waartoe die aansluiting dienen moet. Er bestaat plan, aan de westzijde van Frankfort schansen optewerpen; eene zaak, welke door de vreesachtigen sterk afgekeurd en door meer vastberadenen personen zeer toegejuicht wordt.’ Nadere berigten omtrent den uitslag der verkiezingen voor de pruissische Kamer bevestigen hetgeen dienaangaande in telegrammen gemeld is. Het vrijzinnige element heeft in die vergadering de overhand behouden, doch de partij der conservativen is eenklaps zoo sterk aangegroeid, dat de geringste verdeeldheid in den boezem der liberale fractien haar de overwinning kan doen behalen. Het trekt zeer de aandacht, dat graaf Schwerin, de gewone Gedeputeerde voor Anclam, niet herkozen is. Sedert 1848 is dit de eerste maal, dat de kiezers van Anclam ontrouw geworden zijn aan hunnen candidaat.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)