Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[4 februari 1868
Van den Rijn (IX)]

4 februari 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 30.

Van den Rijn, 1 Februarij.

Het wurtembergsche Heerenhuis heeft zich eenstemmig vereenigd met het besluit der Tweede Kamer omtrent de afschaffing der ligchamelijke tuchtiging.

- Uit Frankfort wordt gemeld, dat de nieuwgekozen ambtenaren hunne functien heden zullen aanvaarden. De afgetreden Senaat telde op het oogenblik van zijne ontbinding 17 leden, waarvan de burgemeester Muller sedert 1833 in dienst der stad was. Van de vroegere zoogenaamde Rathbank leven nog twee leden, waarvan het gewezen raadslid Finger 81 jaren oud is. Eén lid van den Senaat, dr. Reus, is 70 jaren oud; terwijl acht andere allen boven de zestig zijn. Vier leden hebben meer dan dertig, vier andere meer dan twintig jaren zitting in den Senaat gehad. Drr. Mumm en dr. Berg, de nu verkozen 1ste en 2de burgemeester, waren de jongste in 1865 gekozen leden. Van de 17 Senaats-leden zijn acht burgemeester geweest; dr. Muller zelfs vijf malen. In den nieuwen gemeenteraad zijn vier gewezen Senaats-leden herkozen; zoodat de overige 13, met behoud van vol tractement, gepensioneerd zullen worden. Bovendien leven nog vier vroeger gepensioneerde Senaats-leden, die 4000 fl., en vier gepensioneerde Raadsleden, die 2400 fl. pensioen genieten; zoodat, ook in geval de staatskas de helft der pensioenen voor hare rekening neemt, het der stad moeite kosten zal, de andere helft te blijven uitkeeren.

- Dezer dagen is te Arnsberg de Landdag van het Hertogdom Westfalen bijeengekomen. De voorzitter von Duesberg had den graaf van Westfalen, ofschoon deze tot nu toe lid van den Landdag geweest is, niet ter vergadering opgeroepen, dewijl hij, - gelijk de voorzitter bij het openen van den Landdag aanmerkte, - moest geacht worden, door zijn uittreden uit het Heerenhuis (waardoor hij tegen de annexatien geprotesteerd heeft), ook zijn lidmaatschap van den Landdag zijns geboortelands verbeurd te hebben. De vrijheer von Schorlemer, de graaf von Plettenberg en de vrijheer von Ledebuhr hebben oogenblikkelijk, door het verlaten der vergadering, hunne afkeuring van deze uitsluiting te kennen gegeven. De graaf van Westfalen zelf, eerst later van het bijeenkomen van den Landdag onderrigt, heeft insgelijks tegen zijne uitsluiting geprotesteerd. Reeds vroeger (in 1866) zou, naar men beweert, de pruissische Regering moeite hebben gedaan om den graaf zijne plaats in den Landdag te Meschede te ontnemen; hetgeen haar echter niet gelukt is, wijl, tot nu toe, de Landdag zelf zich daartegen verzet heeft.

- Men leest in de Kölnische-Zeitung: ‘Tegenwoordig is ook onze landweer van zundnadel-geweren voorzien. De nog voorhanden zijnde percussie geweren zijn veranderd, en worden door de garnizoens-troepen gebruikt. Het kaliber dezer wapenen is ongeveer 0,12 rijnlandsche duimen grooter dan van het gewone naaldgeweer. De geheele landweer-infanterie was vroeger met zijdgeweer gewapend; welk wapen nu door de bajonet vervangen is; iets, waardoor de uitrusting zeer vereenvoudigd wordt. De infanterie der linie heeft thans drie verschillende modellen van naaldgeweren, die onderling in lengte en in sierlijkheid verschillen, maar wier schot even ver draagt. De piek, waarvan vroeger de buks der jagers voorzien was, - welk stootwapen tevens als laadstok kon gebruikt worden, - is vervangen door den bajonet-hartsvanger, dewijl de driehoekige vorm der bedoelde piek deze tot het aanzetten der lading minder geschikt maakte. Het spreekt van zelf, dat de buks thans, door de behoefte aan een afzonderlijken laadstok, zwaarder geworden is. Met die buksen schiet men 1000, met de geweren 800 schreden ver. De vroegere piekbuksen zijn kleiner gemaakt, en veranderd in geweren voor de pionniers, die daarop hun als zaag te gebruiken zijdgeweer kunnen bevestigen. De dragonders en huzaren hebben eene zündnadel-karabijn, die 400 schreden ver schiet. Al deze modellen zijn van gelijk kaliber, namelijk 0.58 rijnlandsche duimen. Bovendien heeft men nog naaldbuksen, die bestemd zijn voor de vestingdienst, en die met ijzeren kogels geladen worden. De in den veldtogt van 1864 dikwijls genoemde amusetten hebben kogels van 12 lood; de nieuw vervaardigde daarentegen kogels van 6 lood. Het granaat-geweer, dat door den onlangs overleden Dreyse was uitgevonden, schijnt niet aangenomen te zijn; men beweert, dat het voor infanterie-wapen te zwaar is. De eigenaardigheid van dat geweer bestaat in den kogel, die, zoodra hij in zijnen loop eenig voorwerp treft, uiteenspat en dus de op het naaldgeweer gemaakte aanmerking, dat de daardoor teweeg bragte wonden te ligt zijn, doet vervallen.’


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)