Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[14 augustus 1867
Van den Rijn (LIII)]

14 augustus 1867

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 190.

Van den Rijn, 12 Augustus.

In eene door de gematigd-liberalen te Keulen belegde vergadering is als candidaat voor den Rijksdag aanbevolen de heer W.J. Burgers, president der Kamer van Koophandel. Na eene rede van den heer Claessen, is eenstemmig besloten, dienovereenkomstig te handelen.

Te Dusseldorp is, in eene bijeenkomst der vooruitgangspartij, de heer H. Burgers tot candidaat gekozen. Hij zal te strijden hebben tegen den heer Reichensperger die door de katholieken wordt aanbevolen. Aan den anderen kant hebben de gematigd-liberalen omgezien naar eenen mededinger van den heer Burgers. Eerst viel de keuze op den heer von Forckenbeck, die echter heeft moeten bedanken, daar hij zich aan zijn tegenwoordig kiesdistrict gebonden achtte. Daarna sloeg men het oog op dr. Michaelis, wiens candidatuur dan ook schijnt vastgesteld te zijn. - De Rheinische-Zeitung van den 6den dezer is door de politie in beslag genomen, wegens het opnemen van twee redevoeringen van progressistische strekking, welke dezer dagen door de heeren Burgers en Angerstein gehouden waren.

- Ook te Frankfort komen de dagbladen herhaaldelijk in aanraking met de politie. Dit lot trof dezer dagen het Frankfurter-Journal, omdat het verslag had gedaan van het verhandelde in eene vergadering van tabaksfabrikanten. De bedoelde industriëlen hadden in die bijeenkomst besloten, zich met alle kracht te verzetten tegen de voorgenomen verhooging der belasting op de tabak.

- Men verneemt, dat het muziekcorps der fransch-keizerlijke gendarmerie een uitstapje naar den Rijn zal maken, en zich in de voornaamste steden zal doen hooren.

- Volgens berigten uit Ems, heeft Koning Wilhelm thans bepaald afgezien van zijn voornemen om de baden te Ragatz te bezoeken. De deputatie, die, namens de Dombouwvereeniging, Z.M. en Koningin Augusta heeft uitgenoodigd, de feestelijkheden, welke op 3 en 4 September, ter viering van het 25jarig bestaan dier Vereeniging, zullen plaats vinden, te komen bijwonen, is niet geslaagd. De Koningin heeft die heeren niet kunnen ontvangen, en het is nog onzeker, of de Koning aan hunne uitnoodiging gehoor zal geven. - Nadat op 31 Julij te Bonn de eerste doctorale promotie bij de filosofische faculteit in de duitsche taal had plaats gehad, zijn dezer dagen voor het eerst, op gelijke wijze, vier doctoren in de geneeskunde gepromoveerd. Drie der vier dissertatien waren in het Duitsch geschreven, en de verdediging van stellingen geschiedde insgelijks in die taal. Alleen de eed werd naar het latijnsche formulier afgelegd. Bij de promotie van een der geneesheeren, had een min of meer ergerlijk tooneel plaats, doordat de doctorandus onder zijne theses de stelling had opgenomen: ‘dat het ongeoorloofd is, door geneeskunst het leven te verlengen van iemand, wiens bestaan noch voor hem zelven, noch voor den Staat eenig nut heeft.’ Onder den indruk der algemeene verontwaardiging was de doctorandus genoodzaakt, zijne stelling intetrekken.

- Het post-tractaat met Hessen-Darmstadt is door de hessische Regering geratificeerd en aan de Kamer voorgelegd. Pruissen betaalt eene vaste jaarlijksche vergoeding van 40,000 fl., en benoemt de lagere ambtenaren in overleg met de hessische Regering. In het aanstellen van hoofd-ambtenaren is Pruissen geheel vrij. De lagere zullen zoo veel mogelijk Hessen zijn. Portvrijheid voor ambtenaren is afgeschaft.

- Van eene pruissische zijde wordt het badensche gouvernement geprezen om den ernst en den ijver, waarmede men te Karlsruhe de bepalingen der pruissisch-zuidduitsche militaire conventien van 1866 nakomt. Naar gemeld wordt, bezit Baden op dit oogenblik reeds 24,000 naaldgeweren, naar pruissisch model, en twee millioen patronen. Zoowel de patronen, als de geweren zijn door Pruissen geleverd en hebben eene uitgaaf van 740,000 fl. noodzakelijk gemaakt. Tien badensche officieren, bedreven in het behandelen van het naaldgeweer, zijn naar Stuttgart gedetacheerd als instructeurs van het wurtembergsche contingent; van welke taak zij, naar het schijnt, zich met een beteren uitslag kwijten dan de pruissische officieren gedaan hebben, die met hetzelfde oogmerk uit Berlijn naar Stuttgart zijn gezonden. Overigens bezit Wurtemberg op dit oogenblik, hoewel het goed van patronen voorzien is (anderhalf millioen), nog slechts 3000 naaldgeweren. Ook Beijeren is tot hiertoe min of meer nalatig gebleven; zoodat Pruissen van dien kant, indien de behoefte aan hulp zich gevoelen deed, vooralsnog weinig ondersteuning vinden zou. Echter zijn ook in Beijeren de voorbereidende maatregelen zoo ver gevorderd, dat de gezamenlijke zuidduitsche Staten in het aanstaande voorjaar des noods eene krijgsmagt van 120,000 man geoefende en strijdvaardige troepen ter beschikking van den Koning van Pruissen zouden kunnen stellen.


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)