Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[4 maart 1868
Van den Rijn (XIV)]

4 maart 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 55.

Van den Rijn, 2 Maart.

Uit Frankfort wordt geschreven, dat de Hertog van Nassau van zijn paard is gevallen. Hij bleef langen tijd bewusteloos liggen, en is door voorbijgangers in een huis gedragen, waar men hem verpleegd heeft. Uitwendig waren geene teekenen van verwonding te ontdekken. De ingezetenen van Frankfort geven blijken van de grootste belangstelling. Volgens latere berigten, schijnt Z.H. buiten gevaar te zijn. - In den gemeenteraad van Frankfort is dezer dagen de officiële mededeeling ter tafel gekomen, dat de twee burgemeesters en de stadsraden eerlang zouden worden geïnstalleerd, en dat zij hunnen ambtseed in handen van den heer von Diest zouden afleggen. Aangaande de veel besproken zaak der heeren von Oven en Speltz, verneemt men, dat een brief van den eerste, waarin hij verklaart, zijn ambt te willen aanvaarden, op grond, dat hij zijne regten genoegzaam verzekerd acht, met welgevallen is aangenomen; het stuk van den heer Speltz daarentegen, die blijft aandringen op de vrijheid om, des verkiezende, met behoud van zijn vorig senators-tractement, zijne betrekking nederteleggen, heeft tot hevige debatten aanleiding gegeven, dewijl de vergadering bij haar tegenovergesteld gevoelen is blijven volharden, waarvan dan ook aan dr. Speltz mededeeling gedaan is.

- Het Mannheimer-Journal verhaalt uit het Badensche allerlei verkiezings-anecdoten (Wahlstückchen), die overeenkomen met hetgeen te dier zake uit Beijeren is medegedeeld. Het schijnt, dat de kiezers, man voor man, door de geestelijken naar de stembus geleid zijn. In vele gemeenten, bij voorbeeld te Bischofsheim, hebben vechtpartijen plaats gevonden. Men predikte in de kerken tegen de candidaten der tegenpartij, en verzekerde, dat de godsdienst in gevaar was. Te Gissigheim wilden de boeren de stormklok luiden, en dwongen zij den burgemeester, eene naar hunnen wil samengestelde kies-commissie te benoemen. De openbare onderwijzer te Gerchsheim heeft gevaar geloopen van gesteenigd te worden, enz.

- Men maakt sedert eenigen tijd de opmerking, dat vele Duitschers, die, gelijk in de Rijnstreken niet ongewoon is, naar Rusland vertrokken, ten einde daar te lande betere middelen van bestaan te vinden, onverrigterzake, en gewoonlijk moedeloos en arm, van daar terugkomen. Het vertrekken naar America blijft evenwel aan de orde van den dag, ofschoon zich ook voorbeelden laten aanwijzen van boeren-familien, die teleurgesteld van daar in hun vaderland teruggekomen zijn.

- De Kölnische-Zeitung wijdt een hoofdartikel aan de aftreding van graaf Derby en diens vervanging door den heer Disraëli als eersten-minister van Engeland. ‘Toen bij zekere gelegenheid, nu omstreeks dertig jaren geleden, (verhaalt zij o.a.) een jong lid van het Parlement zijne eerste redevoering hield, was hij zoo weinig meester over zijne stem, voordragt en gedachten, dat hij het volslagendst fiasco maakte. Hij zelf gevoelde zoo diep het smartelijke van de stilte, waarmede zijne woorden door het Huis der gemeenten werden opgenomen, dat hij op eenmaal uitriep: ‘Om Godswil, beschimpt mij toch, gij heeren van de oppositie!’ Toen daarop de geheele vergadering in spottend gelach uitbarstte, antwoordde hij: ‘Reeds heb ik veel ondernomen, en veel daarvan is mij mislukt; maar nooit gaf ik de hoop op, eindelijk te zullen slagen; ik zal thans zwijgen, maar de tijd komt, waarop gij naar mij luisteren zult.’ Die man (vervolgt de Kölnische-Zeitung) was Disraëli, een nieuweling in de staatkunde; een schrijver, die zich als zoodanig nog slechts te verheugen had over een niet onbetwisten roem; iemand, die doorging voor een excentriek jongmensch, wiens gaven in geene verhouding stonden tot zijne aanspraken, welke men voor onbescheiden hield. Dezer dagen werd hij door een eigenhandigen brief van de Koningin naar Osborne ontboden, ten einde de functien van premier op zich te nemen, en aan Hare Maj. zoodanige voorstellen van verandering in het Kabinet te doen, als hij doeltreffend achten zou. Dertig jaren zijn voorzeker eene groote tijdruimte; doch het blijft niettemin waar, dat Disraëli bereikt heeft hetgeen hij droomde in zijn jeugd, en waarop hij weinige jaren geleden nog niet durfde hopen. Het bijzondere in zijne verheffing bestaat echter niet zoo zeer hierin, dat hij, een plebejer, den hoogsten sport beklom op den ladder van het gezag, - daarvan toch levert de wereldgeschiedenis ontelbare voorbeelden op; doch dit is merkwaardig, dat deze verheffing plaats heeft in Engeland, het land, waar geboorte, grondbezit en familietraditie nog altijd eene grootere rol spelen dan elders, en waar de edelst-geborenen elkander de hoogste plaatsen zoo ijverig betwisten. En als om de verheffing van den heer Disraëli nog schitterender te maken, moesten het juist de Tories zijn, die als het ware zich veroordeeld zagen, zich voor hem te buigen; zij, juist, die om Disraëli's ware of vermeende ontrouw aan de beginselen zijner jeugd, behalve de gewone ijverzucht, nog bovendien eenen bijzonderen wrok te overwinnen hadden. Alzoo volgt dus op de vijf lords, die sedert 1837 aan het roer van den Staat stonden, - op Robert Peel, Aberdeen, Russell, Palmerston en Derby, - een man zonder titel, een man van geringer afkomst dan al degenen, die ooit in Engeland de zaken bestuurd hebben; de telg van een portugeesch-joodsch geslacht, plebejer van top tot teen, van beroep... schrijver, en alzoo geheel en al een tegenvoeter van lord Derby, den afstammeling uit een geslacht, welks leden nog in Elisabeths tijd, en door haar zelve, werden aangesproken met den titel van Koning’. Ook over graaf Derby spreekt de Kölnische-Zeitung uitvoerig. Ieder erkent, volgens haar, dat hij jaren lang zijne persoonlijke neigingen aan den Staat en het welzijn zijner partij heeft ten offer gebragt. ‘Terwijl anderen zich in hunne vorstelijke verblijven overgaven aan de genietigen der weelde (zegt het Keulsche blad), of Europa doorreisden om hunne luimen bot te vieren, wijdde graaf Derby zich aan een werkzaam leven. En dit wordt niet alleen erkend door de bladen der tory-partij, die, gelijk te verwachten was, hunnen aanvoerder hemelhoog verheffen en hem boven Palmerston stellen, maar ook de Whigs spreken over den aftredenden premier op eene wijze, die hem en hun tot eer strekt.’

- Volgens een schrijven uit Stockholm, door een Hamburgsch dagblad medegedeeld, heeft de constitutionele commissie uit de Tweede Kamer van Zweden besloten, den minister van Binnenlandsche Zaken, den heer Lagerstrale, in staat van beschuldiging te stellen wegens de mede-onderteekening van een koninklijk besluit, betreffende een wets-interpretatie, die met 's ministers bekende persoonlijke meening in strijd werd geacht.


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)