Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[17 november 1868
Van den Rijn (LXXVIII)]

17 november 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 272 (M.M.)

Varus: de romeinse magistraat Publius Quinctillius Varus, geb. ong. 50 v.C., sinds 6 n.C. opperbevelhebber van het romeinse Rijnleger, pleegde in het najaar van 9 zelfmoord toen hij met zijn drie legioenen een vernietigende nederlaag leed tegen de cheruskische veldheer Arminius. Deze Germaan, te Rome opgevoed, werd door de negentiende-eeuwse Duitsers Hermann genoemd en als een nationale held verheerlijkt.

Van den Rijn, 15 November.

De geruchten omtrent den gezondheidstoestand van graaf Bismarck loopen zeer uiteen. Volgens sommige bladen, neemt hij voortdurend in beterschap toe; hetgeen anderen aanleiding geeft tot de bewering, dat zijne ongesteldheid ernstiger is, of geweest is, dan men voorgaf. Onder de leden van den Landdag meenden sommige te weten, dat men zich te Berlijn gereed maakte om enkele werkzaamheden en attributen van den eersten-minister en Bonds-kanselier op anderen overtedragen. Het ontbreekt ook niet aan dezulken, die beweren, dat de ongesteldheid van graaf Bismarck reeds voor lang zou geweken zijn, indien er meer volkomen homogeniteit tusschen hem en Koning Wilhelm bestond.

- Er is eene door vele bewoners van de Moezelstreek onderteekende petitie aan het Huis van Afgevaardigden ingediend, strekkende om een spoorweg langs die rivier aanteleggen. De vaart met booten langs dien zeer schilderachtigen waterweg wordt daarin, wegens de vele kronkelingen, als zeer onpraktisch, afgekeurd.

- Nabij Hildesheim is eene groote verzameling romeinsche oudheden opgegraven. De verzameling bestaat hoofdzakelijk uit zilveren eet- en drinkschalen, waarvan alleen de metaalwaarde ver over de 3000 th. geschat wordt. Sommige geleerden zijn van meening, dat deze verzameling het aandeel van een germaanschen Vorst zou kunnen zijn in den op de Romeinen behaalden buit, en opperen het denkbeeld, dat de nederlaag van Varus, in de nabijheid van Hildesheim zou hebben plaats gehad.

- Men verneemt, dat de Groothertog van Weimar aan de uit Munchen vertrokken dichters Geybel en Heyse heeft doen aanbieden, zich in zijne hoofdstad te vestigen, en wel op zulke voorwaarden, als zij zelven verkiezen zullen te bepalen.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)