Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[9 oktober 1866
Van den Rijn (XIV)]

9 oktober 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 238.

Van den Rijn, 6 October.

Men schrijft uit Kassel: ‘Den 30sten September, den verjaardag der Koningin van Pruissen, woei de pruissische vlag van alle publieke en van zeer weinig particuliere gebouwen. De garde-muziek speelde eenige stukken. - In publieke acten enz. zal van nu af het woord: ‘keurvorstelijk’ vervangen worden door: ‘koninklijk’. - Het schijnt, dat de agnaten van het keurvorstelijk Huis geen deel hebben genomen aan de overeenkomst, waarbij de Keurvorst geapanageerd is. Men denkt, dat Pruissen zal voortgaan met de uitbetaling van circa 60,000 th., die hun volgens een oud familie-verdrag zouden toekomen.’

- Uit Frankfort wordt gemeld, dat aldaar op den 3den dezer de inlijving van Hannover, Keurhessen en Nassau officiëel is afgekondigd. - Het door het Frankfurter-Journal gegeven berigt nopens het staken van de instructie tegen het oproerig landweerbataillon wordt tegengesproken. Men verzekert, dat het onderzoek in vollen gang is. - Zoowel in de zuidelijke Rijnstreken, als in Westfalen, worden de landlieden geplaagd door wilde zwijnen. Men is genoodzaakt, groote drijfjagten te organiseren. - een der onlangs te Keulen ontsnapte militaire veroordeelden is weder in hechtenis. Hij heeft zich zelven moeten aangeven, daar hij, zijnen voet verstuikt hebbende, niet vlugten kon. - De aanspraken der Dusseldorpers op een deel der Munchener galerij schijnen minder gegrond te zijn dan men eerst geloofde. Althans, zij worden hevig betwist. - Dezer dagen heeft een vreemdeling (men zegt een Engelschman), gezeten op een tweeraderig wagentje, in de nabijheid van Mainz, een sneltrein bijgehouden. Hij beweerde, nog sneller te kunnen rijden op een meer gelijken weg. Het voertuigje verschilde daarin voornamelijk van de bekende velocipeden, dat de twee raderen niet naast, maar vóór elkander waren geplaatst. Het schijnt, dat het evenwigt werd behouden door de snelheid. - De gewezen Keurvorst van Hessen is, gelijk men weet, te Hanau aangekomen. Hij werd, ofschoon 't nacht was, met gejuich ontvangen. - De troepen van (pruissisch) Hessen, Nassau en Frankfort zullen één corps uitmaken, en den naam dragen van: Hessische divisie.

- Te Wiesbaden verheugt men zich over het behoud van den schouwburg, die gezegd wordt, onder de beste van Duitschland te behooren, en welks voortbestaan onzeker scheen. Die inrigting genoot aan jaarlijksche subsidien: van het Rijk f 25,000, van de gemeente f 6000, van de speelbank f 50,000 en van den Hertog f5000.- De voormalige nassausche artillerie is nog altijd in den om-trek gekantonneerd. Van de officieren zullen slechts zeer weinige dienst nemen bij het pruissische leger. De soldaten dragen nu de door Hertog Adolf gestichte herinneringsmedalje, een bronzen kruis (niet van veroverd geschut vervaardigd), aan een oranjelint. Weinige begrijpen of billijken de instelling van dit gedenkteeken. - De geboortedag der Koningin van Pruissen is officieel gevierd. - Men prijst eenige maatregelen tot verbetering der communicatie in het Nassausche. Telegraaflijnen, spoor- en andere wegen zouden sedert de inlijving het voorwerp zijn van naauwkeurig onderzoek. Ook stelt men zich veel goeds voor van veranderingen in het zoogenaamde ‘Niederlassungsrecht.’ Dit ‘regt’ bestond in allerlei moeijelijkheden, welke men den arbeider of mingegoeden burger pleegde in den weg te leggen, indien hij zich ergens vestigen of daar ter plaatse huwen wilde. Hij was verpligt, aanwijzing te doen van eenig vermogen of van eene vaste bron van bestaan. Velen werd hierdoor het huwelijk onmogelijk gemaakt. Voortaan zal het voldoende zijn, gezond en tot arbeid bekwaam te wezen. - Nog altijd lijdt Wiesbaden onder inkwartiering. Men zegt, dat de kazernen niet behoorlijk waren ingerigt om troepen te ontvangen. Vele burgers beweren, even zeer gebrek te hebben aan behoorlijke inrigting. Men hoopt nu evenwel, spoedig van dezen last bevrijd te zijn. - De 500 Nassauers, die nog altijd te Wiesbaden lagen, zijn dezer dagen naar Weilburg-Dietz afgemarscheerd. - De fraaije kazerne te Biberich is nu ook door pruissische militairen betrokken. Van het slot aldaar (dat, naar men verneemt, den Hertog blijft toebehooren) waait nog altijd de nassausche vlag.

- Uit het Darmstadtsche verneemt men, dat aldaar de hoop op het bijeenroepen der Volksvertegenwoordiging, terstond na het sluiten des vredes, tot nog toe niet vervuld is. Men vreest integendeel voor ontbinding der Kamers. - Nog altijd liggen hier vele gewonden, Oostenrijkers en Hessen. Zij worden zorgvuldig verpleegd, en nu en dan door den Groothertog en Prinses Alice bezocht. - De Groothertog confereert bijna aanhoudend met generaals en beambten van het ministerie van Oorlog. Men verwacht, dat eene hervorming van het militaire systeem hiervan het gevolg zijn zal. Het schijnt, dat er moeijelijkheid bestaat in het vinden van een minister van Oorlog. Ook zou er een onderzoek worden ingesteld naar vele militaire goederen, die uit tuighuizen en kazernen verdwenen zijn en welker ge-bruik niet of kwalijk geregtvaardigd is. Men hoopt, dat dit onderzoek zich tevens uitstrekken zal tot de wijze, waarop in den jongsten oorlog de hessische troepen zijn aangevoerd. Velen meenen, dat dit, onder andere gevolgen, zou kunnen leiden tot belangrijke besparing in de pensioenen. De hessische bladen wijzen gedurig op een te dien aanzien te Stuttgart geopenbaard stuk, met welks inhoud men beweert, geheel en al overeentestemmen. Dat stuk is eene petitie, gerigt aan de wurtembergsche Afgevaardigden, en van den volgenden inhoud:

‘De vrede is nu gesloten, maar met de terugkeerende krijgslieden heeft zich een pijnlijk gevoel verbreid onder alle klassen des volks. Deze veldtogt van het 8ste legercorps, waarbij onze landskinderen bloed en leven offerden, was een dooltogt zonder plan, zonder kracht, zonder beleid, zonder zamenhang; in één woord, allen onbegrijpelijk. Tandenknersend moeten onze officieren en soldaten den spot hunner tegenstanders aanhooren over den zonderlingen terugtogt van onze armee. Wij moeten het aanhooren, dat zelfs den vijand onze wijze van krijgvoeren onbegrijpelijk voorkomt; wij moeten het aanhooren, hoe in de beijersche Kamers het wurtembergsche leger is beschuldigd van bondsbreuk en verraad. Het volk vraagt zich af, of hier inderdaad aan verraad te denken zij, dan wel aan verregaande onbekwaamheid. een naauwkeurig onderzoek naar de ware toedragt van zaken, en de openbaarmaking daarvan, is aller wensch. Men is genoodzaakt tot deze vordering, ten einde de onzekerheid opteheffen, die op het heden drukt, en den argwaan te doen ophouden, die alle hoop op eene betere toekomst verlamt. Wij willen den onschuldige onttrokken zien aan onregtvaardige verdenking, maar den schuldige overgeleverd aan regtvaardige straf; en dit, tot voldoening van officier en soldaat; tot les en waarschuwing voor het vervolg; eindelijk, den gewonden en dooden ten zoen. Het is hierom, dat wij eerbiedig de vrijheid nemen, der Kamer van Afgevaardigden te verzoeken, bij de Regering aantedringen op naauwkeurig onderzoek van de wijze, waarop het commando over het 8ste legercorps is gevoerd geworden, en de resultaten daarvan, zonder eenige terughouding, te willen openbaren.’

- De uitzigten op een redelijken wijnoogst verbeteren met den dag. Men vreesde het ergste, en hoopt nu op een middelmatigen uitslag.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)