Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[29 januari 1867
Van den Rijn (VI)]

29 januari 1867

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 25.

Van den Rijn, 27 Januarij.

Volgens berigten uit Berlijn, is in de Kamer van Afgevaardigden nu eindelijk de bekende zaak der door Frankfort betaalde oorlogs-contributie van zes millioen gulden ter spraak gebragt. Een Mainzer blad, dit onderwerp behandelende, zegt: ‘Nooit trokken wij partij voor Frankfort. Wij laten in het midden, of Pruissen billijke redenen van verstoordheid had; alsook, of die redenen gewigtig genoeg waren om het opleggen eener zoo zware boete te wettigen; doch, geheel afgescheiden van dit alles, protesteren wij, uit naam der logica, tegen de beweringen van den pruissischen regerings-commissaris. De bekende uitspraak van graaf Bismarck, “dat men geene oorlogs-contributie vorderde van pruissische steden”, geschiedde bij het behandelen der Frankfortsche kwestie, en kon dus op niets anders doelen dan op de Frankfortsche storting. Wie dit ontkent, zou toegeven, dat graaf Bismarck woorden zonder zin gesproken had. Dat Berlijn en Potsdam, niet zouden worden behandeld als veroverd land, wist ieder, ook zonder graaf Bismarck's verzekering. De tweede der aangevoerde gronden van weigering komt ons bovendien even vreemd voor als de eerste. Hoe nu? Eene restitutie of schadeloosstelling zou kunnen worden geweigerd, onder voorwendsel, dat de betrokken waarde reeds was ingeschreven in de boeken van den gedaagde? Maar dan zou (sans comparaison overigens, dit spreekt vanzelf; want, nog eens, wij trekken geene partij voor Frankfort), dan zou elke dief veilig zijn voor vervolging, indien hij slechts zorg droeg, het onwettig verkregene spoedig te noteren in zijne boeken. Waarlijk, wij hadden verwacht, andere gronden te hooren aanvoeren voor de aan Frankfort opgelegde straf, en gelooven zelfs, dat zulke gronden niet zeer moeijelijk zouden te vinden zijn. Het is eene bekende zaak, dat de Frankforters oostenrijkschgezind waren (en zijn) en dat hunne stad ten allen tijde het brandpunt was, waarvan agitatie tegen Pruissen uitging. Heeft de regerings-commissaris dat punt niet willen aanroeren? Het kan zijn. Maar dan ware een ruw “Sic volo, sic jubeo” (“Ik verkies het zoo, en daarmede uit”) een geschikter argument tot verdediging van de heffing der zes millioenen geweest, dan het opgeven van redenen, die geene redenen zijn. Het opdringen van syllogismen, welker valschheid een kind in het oog valt, is zeker een onhandig middel om vertrouwen te wekken, en wij betwijfelen het zeer, of de beoogde verbroedering tusschen de onlangs aangehechte deelen des pruissischen Staats zal bevorderd worden door redeneringen als die, waarvan de regerings-commissaris te Berlijn in de Frankfortsche aangelegenheid een voorbeeld heeft gegeven.’

- Men schrijft uit Mainz: ‘Overal bespeurt men een nieuw leven in onze militaire betrekkingen. Onder de krachtige leiding van ons nieuw ministerie van Oorlog verdwijnen allengs vele zaken, die tot eene nietsbeduidende en lastige vormdienst schijnen te behooren, en waarvan de gewoonte onder vorige ministerien was ingeslopen. Nadat een groot aantal zwarigheden uit den weg zijn geruimd, ziet men dezer dagen, onder anderen, vele bevorderingen tegemoet; waardoor de geestdrift der officieren zeer wordt opgewekt. Het schijnt de meening des nieuwen directeurs voor zaken van Oorlog te zijn, dat het ministerie de troepen te vriend moet houden, en bovendien hoopt men het beste van zijne eensgezindheid met onzen divisie-commandant, Prins Lodewijk. De reis van dezen naar Berlijn en Coburg had ten doel, eene militaire conventie te sluiten, waarbij schijnt vastgesteld te zijn, dat Hessen zich met zijne geheele divisie aan het Noordduitsch-Verbond zal aansluiten. Daardoor zou eene scheiding worden verhoed tusschen de hessische troepen en het ober-hessische contingent. - Te Mainz heeft men onder de geëmployeerden der Ludwigs-baan eene bende dieven betrapt, en hierdoor is algemeene opspraak verwekt. Het blijkt nu, dat er reeds sedert lang, zoowel van passagiers als van de zoogenaamde spoedbestellingen, op groote schaal en met verwonderlijke stoutmoedigheid, diefstallen gepleegd werden. De hoofden dezer bende zijn de gebroeders Grünewald, die door bemiddeling hunner drie zusters, waarvan twee te Mainz, en eene te Leipzig woonachtig waren, het gestolene deden verkoopen. De jongste broeder bekent, in ééne maand te hebben gestolen: een koffer met diverse goederen, waaronder ter waarde van 1000 fl. aan tafelzilver; eene kist met brusselsche kant; een paket bankpapier, inhoudende 2300 fl.; een reiszak, enz.

- Volgens opgave van den Kölnischen-Anzeiger, zou de stad Keulen over het jaar 1865 496,598 th. aan staats-belasting, 411,279 th. aan stadsbelasting, en aldus (gerekend op 120,000 inwoners) in het geheel slechts ruim 7 th. per hoofd opgebragt hebben. Datzelfde blad beweert, dat Keulen in de kosten van den jongsten oorlog 127,815 th. heeft bijgedragen, waarvan echter 92,450 th. door den Staat zouden vergoed zijn. Voor zoo ver men weet, hebben te Keulen twintig huisgezinnen door dien oorlog hunnen verzorger verloren. De schuld der stad bedroeg op ulto. December 1866, 2,178,095 th.

- Nabij Coblenz, en vooral op den Hunsrücken, vertoonden zich dezer dagen vele wilde zwijnen. Er hadden drijfjagten op groote schaal plaats. Het wild zwom, tusschen de ijsschotsen door, de Moezel over.

- Homburg is den 21sten Januarij officieel in de pruissische Monarchie ingelijfd. Er had op het voormalig-landgrafelijk slot eene groote bijeenkomst plaats, waar de civile commissaris von Patow het koninklijk patent voorlas. Er werden aan- en toespraken gehouden, en 's namiddags was er groot diner in de Kurzaal.

- In de gemeente Huttorp zijn, op den 21sten dezer, zes personen door eene kruid-ontploffing derwijze gekwetst, dat zij in levensgevaar verkeeren.

- De Provincial-Correspondenz beweert, dat eene belangrijke verligting van militaire-dienst te verwachten is, als gevolg van de organisatie des Noordduitschen Verbonds, wijl de contingenten zullen worden berekend naar een matig vasttestellen bevolkings-cijfer en alle verpligte dienst zal ophouden met het 32ste levensjaar. De te leveren troepen en betalingen zullen (volgens dat blad) op de billijkste wijze over alle Staten verdeeld worden.

- Men verneemt, dat nu ook de saksische regering honderd stukken geschut van gietstaal in de bekende fabriek van den heer Krupp, te Essen, besteld heeft.

- Het beweren der Kreuz-Zeitung, en van andere ultra-conservative bladen, als zou het in het plan der Regering liggen om in het noordduitsche Parlement een zoogenaamd Vorstenhuis opterigten, wordt in kringen, die voor goed ingelicht doorgaan, tegengesproken. Volgens bladen van laatstgemelde rigting, zou aan een Vorstenhuis volstrekt niet gedacht worden, dewijl men vreest, dat de souvereiniteit dier Vorsten daaronder lijden zou, en het juist een grondtrek is van de noordduitsche Constitutie, de souvereiniteit dier Regenten niet meer dan hoog noodig is te beperken.

- De sedert zoo langen tijd aanhangige zaak eener vaste brug over den Rijn bij Dusseldorp is eindelijk beslist, en wel in dier voege, dat de brug zal worden gelegd bij het dorp Hamm. De uitvoering is opgedragen aan de Bergsch-Marcksche spoorwegmaatschappij.


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)