Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[20 juli 1869
Van den Rijn (LXX)]

20 juli 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 168. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Van den Rijn, 18 Julij.

Men leest in de Zeidlitzer-Correspondenz: ‘Vele zuid-duitsche dagbladen hebben met blijkbaar leedvermaak gebruik gemaakt van zekere in de hessische Kamers door den auditeur Verdier afgelegde verklaring, volgens welke in het pruissische leger nog altijd ligchamelijke tuchtiging zou worden toegepast. Met gejuich is dat berigt ontvangen door alle organen van de pers, welke het zich tot taak schijnen te stellen, alles wat pruissisch is verachtelijk te maken in de oogen van Europa. De waarheid gebiedt ons, openlijk te verklaren, dat onder alle europesche legers de pruissische armee de eerste was, waarbij de straf van stokslagen feitelijk werd afgeschaft. Slechts als bepaling in de reglementen bleef de ligchamelijke tuchtiging bestaan, en wel bij uitsluiting toepasselijk op zoodanige militairen, die wegens ont-eerende wanbedrijven onwaardig waren verklaard, de nationale kokarde te dragen. Doch ook zelfs deze bepaling, die sedert lang slechts eene doode letter was in het militair wetboek, werd reeds in 1848 bij Kabinets-order en in 1852 bij eene wet geheel en al ingetrokken. De dwaling van den heer Verdier kan verklaard worden door het verwarren van veroordeelde militairen met militairen in werkelijke dienst. De tot kruiwagenstraf gecondemneerden zijn, even als burgerlijke veroordeelden, in zake van zwaar vergrijp tegen de tucht, onderworpen aan de toepassing van ligchamelijke straffen. Doch zelfs daarin staat ons de bekende humaniteit der pruissische tuchthuis-directien borg voor eene menschelijke toepassing harer wettelijke bevoegdheid. Wij kunnen met zekerheid getuigen, dat er niet dan hoogst zelden tot ligchamelijke tuchtiging wordt overgegaan.’ - Hetzelfde blad, waaraan bovenstaande regelen ontleend zijn, behelst eene mededeeling uit Frankfort, volgens welke het getal der jongelieden, die hun ontslag vragen als pruissisch onderdaan, in die stad hoe langer hoe meer toeneemt. In den loop van dit jaar zijn bij de Regering reeds 129 daartoe strekkende verzoekschriften ingekomen, en wel grotendeels van jongelieden beneden de zeventien jaren, welker ouders niettemin pruissische onderdanen blijven. ‘Het is zeer te betreuren (zegt de berigtgever), dat de wet geene vrijheid schijnt te geven, zoodanige verzoeken afteslaan; wij hebben althans niet vernomen, dat de inwilliging van regeringswege geweigerd is.’

- Volgens de Neue Mosel-Zeitung, neemt het aantal der landverhuizers, die van plan zijn, zich aan de Mormonengemeente in N.-America aantesluiten, voortdurend toe. Onlangs is uit de omstreken van Trier een gezelschap van ongeveer 60 personen vertrokken, wier gezamenlijk vermogen, hetwelk zij in contanten bij zich voerden, meer dan 100,000 th. bedroeg. De geestelijkheid heeft, op uitnoodiging van den bisschop van Trier, zeer tegen deze beweging gewaarschuwd. In alle kerken van het bisdom is een mandement voorgelezen, waarin de Mormonen-secte wordt geschetst als eene goddelooze, onzedelijke bende, en allen, die zich daaraan aansluiten, met zware kerkelijke straffen worden bedreigd. Tevens wordt in genoemd blad melding gemaakt van het toenemen der gemeente van de zoogenaamde Wederdoopers. Bij deze lieden wordt de plegtigheid van den doop niet dan aan volwassen personen, en wel door indompeling te middernacht, in de Moezel, verrigt.

- Volgens de Rijnsche bladen, hebben de studenten te Leipzig besloten, een zoogenaamd eeregerigt in het leven te roepen, hetwelk zich tot taak stellen zal, de duellen zoo veel mogelijk te voorkomen en te verhinderen. De dood van den student von Gablenz, die onlangs in een tweegevecht is omgekomen, heeft tot dezen maatregel aanleiding gegeven.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)