Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[9 maart 1867
Van den Rijn (XIV)]

9 maart 1867

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Zaterdagsche Haarlemsche Courant, no. 59.

Nemesis: in de griekse mythologie de godin van de wrekende gerechtigheid. Moskou: in de tijd van de troebelen na de dood van tsaar Boris Goedonov (1605) drongen troepen van Polen en van Zweden zó diep in Rusland door, dat zelfs de hoofdstad viel en de jaren 1610-1613 bekend staan als ‘Poolse bezetting’.

Van den Rijn, 7 Maart.

Men verneemt, dat, bij wijze van proef, de betaling voor telegrafische depeches op de lijnen Keulen-Bonn, Keulen-Aken en Keulen-Dusseldorp, van 8 groschen tot op 5 groschen verlaagd is.

- Volgens eene mededeeling van het Frankforter-Journal, zou nu eindelijk tusschen de pruissische Regering en den gewezen Hertog van Nassau eene overeenkomst gesloten zijn ten aanzien der particuliere bezittingen van dien Vorst. Hij blijft (heet het) in het bezit van het slot Biberich, c.a.; van het kasteel Weilburg; van het jagtslot Platte, met de daarbij behoorende 2900 morgen land, en van het slot Königstein. Bovendien ontvangt hij de helft der inkomsten van de domeinen, en de geheele opbrengst der bronnen van Selters. Den oudsten Prins van Nassau wordt een jaargeld van 36,000 fl. toegekend. De Hertog wordt den 10den dezer maand te Biberich verwacht.

- Het carnaval te Keulen is in de grootste orde afgeloopen. In weerwil der bijzondere vrolijkheid, en van de opeenhooping der burgers en vreemdelingen, heeft men niet het minste onheil te betreuren. Volgens sommigen, waren de optogten minder schitterend dan in vorige jaren, doch dit wordt door anderen tegengesproken. Onder de vele zinnebeeldige voorstellingen, meerendeels betrekking hebbende op de staatkundige aangelegenheden van den dag, en op de gebeurtenissen van het afgeloopen jaar, die voor de stad Keulen eenig belang hadden, merkte men eene vertooning op, welke de bedaardheid voorstelde van den bekenden hollandschen bokkingverkooper, die in de straten van Keulen, omgeven van wangunstig gemeen, zijn regt om visch te verkoopen op eigenaardige wijze verdedigde. De onverstoorbare rustigheid van den botboer werd door het Keulsche publiek zeer toegejuicht. Het ontbrak overigens niet aan schimpscheuten op het noordduitsche Parlement, waarin echter de politie meer eene onschuldige scherts, dan gevaarlijke staatkundige bedoelingen scheen te zien, want zij trad nergens tusschenbeide.

- Volgens den Kölnischen-Anzeiger, is te Weenen een werkje verschenen, getiteld: Polen aan de volken en Regeringen van Europa, waarin men de belangstelling in het lot van dat land weder poogt te verlevendigen. Op roerende wijze wordt (volgens het genoemde blad) het lijden van Polen in dat werkje beschreven. Het geeft onder anderen het getal op van de slagtoffers der onlusten van Januarij 1863 en vervolgens; welk getal 141,882 personen zou beloopen. Hiervan zijn naar Siberie getransporteerd 18,682; naar de binnenlanden van Rusland 12,556; naar de Steppen van den Ural 33,780; als gemeen soldaat in de gelederen geplaatst 2416; tot strafarbeid veroordeeld 31,500; in de gevangenissen omgekomen 620; begraven op slagvelden 33,800; door beulshanden om het leven gebragt of doodgeschoten 1468; gevlugt naar het buitenland 7060. - De Mainzer-Beobachter, dat berigt overnemende, erkent, dat zulk een toestand inderdaad wel geschikt is om het medelijden optewekken, doch voegt daarbij, dat de oorzaken niet uitsluitend moeten worden gezocht in russische tyrannie. ‘Wij vragen (zegt dat blad), waar of wanneer de poolsche adel, die beweert, bij uitnemendheid het land te vertegenwoordigen, bewezen heeft, een beter lot te verdienen? De Pool beklaagt zich, geen vaderland te bezitten. Wij eerbiedigen de smart over dat gemis, doch houden vol, dat het overgroote gedeelte der poolsche natie geen vaderland bezat, lang vóór de russische overheersching. De adel was in het bezit van den grond; de joodsche speculanten bezaten het kapitaal; midden- of burgerstand bestond niet; de arbeider of landbouwer was lijfeigene. Dat de adel ontevreden is, omdat men hem den invloed ontnam, krachtens welken hij het volk uitzoog, is begrijpelijk; doch voor dat volk zelf is de russische heerschappij betrekkelijk eene verlossing. Bovendien, welk gebruik maakte Polen ooit van zijne vrijheid? Wat heeft dat land bijgedragen tot de europesche beschaving? Op welk gebied van wetenschap of kunst heeft het zich onderscheiden? In één woord, welk regt heeft Polen om een onafhankelijke Staat te zijn? En nu spreken wij nog niet van de Nemesis, die zoowel volkeren achterhaalt als individuen; de Nemesis der geschiedenis, die den Polen toeroept: Bedenkt wat gij deedt, ruim twee eeuwen geleden, toen het krijgsgeluk u de beschikking over Moskou gaf!’

- Men verneemt uit Elberfeld, dat de heer von Forckenbeck aan zijne staatkundige vrienden heeft medegedeeld, dat hij ten aanzien een ander kiesdistrict verbonden is, en derhalve bij de aanstaande herkiezing niet in aanmerking wenscht te komen. In eene dientengevolge bijeengeroepen vergadering, is besloten, den heer Gneist tot candidaat van het district Elberfeld-Barmen aantenemen, welke heer zich die keus heeft laten welgevallen. Men gelooft, dat het kiesdistrict, waaraan de heer von Forckenbeck door eene afspraak is verbonden, dat van Neuhaldensleben-Wollmirsstedt is, en tevens, dat er geen twijfel bestaat omtrent den uitslag der verkiezing aldaar. De tegenstanders van den heer von Forckenbeck zijn op het denkbeeld gekomen, een candidaat tegen hem overtestellen, wiens populariteit, stand en invloed geacht werden, hem van het behalen der overwinning te moeten verzekeren; te weten: den Kroonprins. Eene deputatie, welke te dezer zake bij dien Vorst is toegelaten, heeft echter niet alleen een weigerend antwoord bekomen, doch zelfs verklaarde de Prins, dat hij zeer gaarne zou zien, dat de heer von Forckenbeck gekozen werd.

- Naar men verneemt, zijn tot secretarissen van den Rijksdag benoemd: de heeren Forckel, von Unruh-Bomst, von Kleinsorgen, Delius, Schöning, Wurmb, Baudissin en Falk. Tot stenografen der vergadering zijn benoemd 9 personen, die de snelschrijfkunst uitoefenen naar het systeem van Stoltz, en 3, die de Gabelsberger methode volgen. Deze benoemingen hebben plaats gehad na een vergelijkend examen, waarin de heeren Pauly en Graser (naar de methode van Stoltz) de overwinning behaalden. De derde in rang, wat naauwkeurigheid en snelheid aangaat, was een volgeling der wijze van Gabelsberg, de heer Oppermann. Men gelooft, dat eerlang het systeem van Stoltz algemeen zal worden aangenomen.


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)