Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[31 maart 1869
Van den Rijn (XXIX)]

31 maart 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 75. (M.M.)

In een deel van de oplaag is deze bijdrage afgedrukt zonder de eerste alinea, in een ander deel zonder de laatste.

zwabenschen Duruy: de franse historicus Jean Victor Duruy (1811-1894) was sinds 1863 minister van Onderwijs en wekte wegens zijn principe van verplicht en kosteloos onderwijs heftig verzet bij de geestelijkheid.

Van den Rijn, 28 Maart.

De ministeriele Norddeutsche-Zeitung heeft de geruchten betreffende een verbond tusschen Frankrijk, Italie en Oostenrijk eene ‘phantasie’ der Hietzinger en der Weener officieuse dagbladpers genoemd. Ook de Kölnische-Zeitung verklaarde in haar jongste overzigt der staatkundige gebeurtenissen, dat door sommigen, met name door agenten der in 1866 onttroonde Vorsten, te veel gewigt aan de geruchten betreffende de aanstaande fransch-italiaansche-oostenrijksche triple-alliantie gehecht wordt. ‘Gesloten is zulk eene gevaarlijke alliantie (zeide zij) voorzeker nog niet, en voor het oogenblik bestaat er geen vooruitzigt, dat zij tot stand zal komen’.

Aan de Hessische-Morgenzeitung is (naar men verzekert van wel-onderrigte zijde) de mededeeling gedaan, dat de landgraaf van Hessen-Philippsthal van zijnen Souverein, den gewezen Keurvorst, bevel ontvangen heeft om aan den Koning van Pruissen de hem geschonken ridderorde van den Zwarten Adelaar terugtezenden.

- De majoor Haszlocher, gevolmagtigde en consul-generaal des Konings van Hawaiï, is te Darmstadt aangekomen, en heeft den minister von Dalwigk zijne geloofsbrieven aangeboden.

- Volgens berigten uit Arolsen, is dezer dagen het administratief beheer van het Vorstendom Waldeck-Pyrmont definitief op Pruissen overgegaan, in naam van welke mogendheid het beheer wordt uitgeoefend door den landsdirecteur von Müller. Het schoolwezen zal tegen den 1sten April e.k. onder het oppertoezigt van het provinciaal schoolcollegie te Kassel gebragt worden.

- Uit Stettin wordt geschreven, dat onder de matrozen aldaar zekere soort van grève bestaat, om de scheepsreeders te dwingen tot het betalen der tot dus ver gebruikelijke gage van 13 th. 's maands. Een matroos, die zich tegen een maandelijksch loon van 11 th. had laten aanmonsteren, is door zijne gezellen deerlijk mishandeld. Men beweert, dat de toestand der reederijen van dien aard is, dat moeijelijk kan worden besloten, aan de eischen der zeelieden gevolg te geven.

- Volgens eene aan den noordduitschen Rijksdag aangeboden opgaaf, zijn over het gebied van het Noordduitsch-Verbond (bevattende, op eene oppervlakte van 7618 vierk. mijlen, 30,476,036 zielen) gedurende het jaar 1868 ruim 19 millioen brieven verzonden, en werden bijna 23 millioen brieven ontvangen. De normale vermeerdering van het aantal brieven in eene maand, vergeleken met de overeenkomende maand van het vorige jaar, bedroeg 3¼ à 3½ pc. In de maanden October, November en December echter merkte men een vooruitgang op van 9 pc., welke aan verlaging van briefport wordt toegeschreven.

- De Rijnsche bladen houden zich bezig met zeker conflict, reeds sedert twee jaren te Tubingen bestaande, over het vervullen van het rectoraat der universiteit aldaar. Gewoonlijk worden door den Senaat drie candidaten aan de Regering voorgesteld, waarvan in den regel de eerste benoemd wordt. Dewijl echter de nu reeds tweemaal als eerste candidaat voorgeslagen hoogleeraar Römer door de Regering niet is geagreëerd, meent men daarin zekere verstoordheid te ontdekken, die haren oorsprong zou vinden in de pruissischgezindheid van dien candidaat. De Kölnische-Zeitung laat zich door haren correspondent uit het wurtembergsche stadje Resenbach schrijven, dat deze tegenwerking der Regering den alom gevestigden roem van den hoogleeraar Römer nog verhoogt; dat hij den hem vijandig-gezinden minister dank schuldig is voor de eer van niet in den smaak te vallen der wurtembergsche Regering. Tevens echter wordt in dat correspondentieartikel verzekerd, dat de dagen van het niet-groot-duitschgezinde wurtembergsche ministerie geteld zijn, en dat voornamelijk de stemming der Tubingsche hoogeschool zeer ten nadeele van den minister von Golther is, die in dat stuk met den naam van ‘zwabenschen Duruy’ wordt bestempeld.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)