Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[11 januari 1869
Van den Rijn (II)]

11 januari 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Maandagsche Haarlemsche Courant, no. 10. (M.M.)

zwart-wit-gezindheid: zwart en wit waren de kleuren van Pruissen.

Van den Rijn, 8 Januarij.

Dezer dagen heeft de Kamer van strafzaken te Frankfort uitspraak gedaan in een proces tusschen den uitgever van den Beobachter en den president der politie von Madai. De redactie van die courant had namelijk eene klagt ingebragt wegens beleediging in het officiële politieblad, en daarvoor den chef der policie gedagvaard. Ofschoon de beleediging zelve niet door de regtbank werd ontkend, is evenwel de heer Steegman, hoofdredacteur van den Beobachter, in de kosten verwezen, dewijl in regten niet is uitgemaakt, dat de gebezigde beleedigende termen op hém gemunt waren. (Men had, van een in bedoelde courant geplaatst artikel sprekende, het woord ‘bübisch’ gebruikt.)

- Het te Leipzig verschijnend Academisch Tijdschrift behelst de volgende opmerkingen: ‘De aanwezigheid van den wurtembergschen Troonopvolger, die aan onze academie zijne studien voortzet, schijnt eenige levendigheid in gezelschapskringen te veroorzaken. Prins Wilhelm schijnt, in het voorbijgaan gezegd, zekere voor Pruissen vriendschappelijkgezinde rigting te willen inslaan; althans verkeert hij veel in het huis van prof. Römer, het hoofd der wurtembergsche Pruissenpartij. Tevens bezoekt hij getrouw de collegien van prof. Thudichum, die ook meermalen, en zelfs op eene voor de hoogere kringen te Stuttgart zeer aanstootelijke wijze, van zijne “zwart-wit-gezindheid” blijken gaf.’

- Naar men uit Frankfort berigt, verwacht men, dat de nieuwe brug over de Main tegen het einde van de maand Mei dezes jaars voltooid zal zijn.

- De democratische hessische Volks-Zeitung is den 5den Januarij, den verjaardag van de onderteekening der keurhessische Constutie in 1831, met roode letters gedrukt in het licht verschenen. Zij had die kleur gekozen, omdat rood de ‘aan haar hart niet vreemd geworden hessische landskleur is.’ Het bedoelde nummer is door de politie in beslag genomen.

- Naar aanleiding van het bekende artikel van den Pesther Lloyd, waarin o.a. betoogd werd, dat Hongarije nooit wegens het overschrijden der Main-linie door Pruissen oorlog zou willen voeren, en dat Oostenrijk voortaan alleen zoodanige verdragen zou sluiten, waardoor het zijne belangen het best zou kunnen bevorderen, schrijft men uit Munchen aan de Deutsche Allgemeine-Zeitung het volgende: ‘Zoo lang Frankrijk niet wegens de Main-linie een oorlog begint, zal ook Oostenrijk zich rustig houden; waarom? omdat het zich zonder Frankrijk tegenover Pruissen te zwak gevoelt. Vangt Frankrijk echter den oorlog aan, dan begint een wereld-oorlog, dat wil zeggen, dan zal ook Oostenrijk zich daarin mengen, dan zal Oostenrijk trachten, een stuk land te vermeesteren, en het zal aan die partij zijn bondgenootschap aanbieden, welke de belangrijkste beloften doet. Naar welke zijde zal Oostenrijk zich het liefst uitbreiden? Natuurlijk, om zijn duitsch element te versterken, naar de duitsche zijde. Verbond het zich met Frankrijk en werd Pruissen overwonnen, dan kon het op het verwerven van Silezie hopen; ging het met Pruissen zamen, dan bood zich oostelijk Beijeren aan... Zoo veel is zeker: de oostenrijksche politiek ligt tegenwoordig op de loer; zij zou bij de eerste gunstige gelegenheid gaarne ook annexeren, zoo als Pruissen gedaan heeft; graaf von Beust wil bij graaf Bismarck niet achterstaan. Wij gelooven evenwel, dat deze, met den oorlog dreigende, speculatie op buit volstrekt niet naar den zin is van Oostenrijks volken: noch de Duitschers, noch de Magyaren, noch de Slaven zullen haar goedkeuren: en wat Duitschland in het algemeen betreft, ‘zal zij in het duitsche bewustzijn, in het nationale gevoel van verwantschap en noodwendige verbroedering van alle Duitschers den krachtigsten tegenstand vinden.’

Het gerucht, dat de Koning van Beijeren zich naar Petersburg zou begeven, om zich te verloven met eene dochter van den Czaar, wordt van verschillende zijden ten stelligste tegengesproken. Men zegt, dat de Keizer van Rusland zijne toestemming niet geven wil tot het overgaan zijner dochter tot de roomsch-katholieke godsdienst.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)