Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[16 september 1869
Van den Rijn (LXXXIX)]

16 september 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Donderdagsche Haarlemsche Courant, no. 218. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Het exemplaar in de K.B. te 's-Gravenhage bevat enkel het eerste bericht, en wel op vrijdag 17 september.

Van den Rijn, 14 September.

Uit Mannheim wordt aan de Magdeburger-Zeitung het volgende geschreven: ‘In de officieuse dagbladen wordt verzekerd, dat het berigt uit Munchen onjuist is, als zou de conferentie voor de visscherij, te Mannheim gehouden, geene resultaten hebben opgeleverd. De beraadslagingen zijn verdaagd, omdat de nederlandsche Regering een korteren termijn begeerde, gedurende welken de zalmvisscherij jaarlijks zou verboden worden, dan de overige Rijnoever-Staten meenden te moeten eischen, maar omtrent alle overige punten, die in de conferentie ter spraak kwamen, is men tot de meest gewenschte overeenstemming gekomen, en men mag verwachten, dat de verschillende Staten het ten slotte ook eens zullen worden over den bedoelden termijn. Het ligt voor de hand, dat ook de Hollanders uit zulk eene verbodsbepaling groot voordeel zullen trekken. Het misbruik der vrijheid om te visschen moet er noodzakelijk toe leiden, dat binnen korten tijd de zalmen geheel uit den Rijn zullen verdwij-nen. Het is echter duidelijk, dat de nederlandsche Regering, die de toestemming der Staten-Generaal moet vragen, in deze zaak met groote omzigtigheid te werk gaat. Van welk eene beteekenis de zalmvangst in Holland is, blijkt uit de jaarlijksche opbrengst van 18,000 tot 20,000 zalmen der visscherij te Kralingen, eene der vele zalm visscherijen, die eene hooge pacht betalen.’

- Eenige te Parijs zich bevindende Duitschers hebben (volgens een berigt aan de Kölnische-Zeitung) het plan gevormd om aldaar een duitsch hospitaal opterigten. De berigtgever is van oordeel, dat de behoeftige Duitschers te Parijs met het plan, zoo als het daar ligt, slecht gediend zullen zijn. De beschikbare gelden zouden namelijk op ver na niet toerekend zijn om, zelfs in gewone tijden, het aantal zieken optenemen. ‘Nu moet men niet uit het oog verliezen (vervolgt de berigtgever), dat de fransche hospitalen met de meeste bereidwilligheid alle zieken zonder onderscheid opnemen, tot welke natie of geloofsbelijdenis zij ook behooren. Men kan er echter zeker van zijn, dat deze wijze van handelen onmiddelijk eene verandering zal ondergaan, zoodra men eene inrigting opent, al is deze ook van nog zoo kleinen omvang, waarin uitsluitend Duitschers verpleegd zullen worden. Men zou alzoo gevaar loopen, dat de fransche hospitalen voor de Duitschers gesloten zullen worden, terwijl de nieuwe inrigting niet in staat is dat nadeel door de verpleging van alle hulpbehoevenden te vergoeden.’

- Eene arbeidersvereeniging te Kaiserslautern, in Beijeren, heeft bij de Kamer van Afgevaardigden een adres ingediend; de adressanten verzoeken eene regeling bij de wet van eenige punten in den volgenden geest: verbod van fabriek-arbeid voor schoolpligtige kinderen of ten minste eene beperking van den arbeid tot drie uren daags; elf uren daags arbeid voor jongelieden, die de school niet meer bezoeken en hun 18de jaar nog niet bereikt hebben, met verbod van overwerk; voor arbeiders boven de 18 jaren een dag van elf uren arbeid en beperking van het overwerk tot hoogstens drie uren daags; vrijstelling van belasting aan arbeiders, die nog geene 18 jaren oud zijn, en vrijstelling na dien leeftijd, indien zij nog geen gulden daags verdienen; geene belasting op het overwerk; de straffen, die in de fabrieken zijn ingevoerd, zouden tot een minimum beperkt en door de overheid bekrachtigd moeten worden, en zouden in geen geval aan de willekeur der arbeidgevers behooren te worden overgelaten; de adressanten betoogen, dat daaruit vele misbruiken ontstaan, en zij wenschen de aanstelling van inspecteurs, die door de arbeiders gekozen en door de fabrikanten betaald zullen worden.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)