Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[8 januari 1869
Van den Rijn (I)]

8 januari 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Vrijdagsche Haarlemsche Courant, no. 7. (M.M.)

Van den Rijn, 5 Januarij.

Dezer dagen heeft zich in de tweede instantie van een proces een incident voorgedaan, 't welk in regtsgeleerde kringen de aandacht in hooge mate tot zich trekt. Aan den Koning, namelijk, is, bij regterlijk vonnis, een eed de ignorantia opgelegd, naar aanleiding van een geschil met de bouwmeesters van het Victoria-theater. Volgens de bestaande bepalingen in Pruissen, kunnen vorstelijke personen den eed schriftelijk of bij volmagt afleggen, en men weet tot heden niet, welke wijze door den Koning gekozen is.

- Een Mainzer blad, de in het laatst van December door de Kölnische-Zeitung geleverde beschouwingen over den stand der zaken in de Levant gedeeltelijk overnemende, erkent ten volle de gegrondheid der vorderingen van de Keulsche courant, dat men regtvaardigheid betrachte ook tegenover Turkije, en wijst tevens op den ondragelijken overmoed van Rusland, aan welks heerschzucht (volgens dat blad) de geheele verwikkeling in het Oosten moet geweten worden. ‘En (aldus redeneert die courant) het is niet alleen tegenover het geplaagde Turkije, dat men den reus van het Noorden behoort intetoomen, maar ook zijne nabuurschap met Duitschland wordt met elken dag meer dreigend.’ - Ook de Vossische-Zeitung wijst op de uitbreiding van den russischen invloed, als een gevaar voor de beschaving. ‘Het wordt eindelijk tijd (zegt zij), eens voor goed te breken met de Heilige Alliantie. De russisch-duitsche grenzen zijn moeijelijker te overschrijden, dan die van China en Japan; en aan gene zijde is de toestand van den Duitscher minder zeker, meer afhankelijk van willekeur en luim, dan zelfs in Oost-Azie. Waarlijk, het wordt tijd, dat Pruissen zijn gezag eens naar dien kant doe gevoelen.’

- Volgens een te Parijs gevestigd berigtgever der Augsburger Allgemeine-Zeitung, is het in de fransche hoofdstad algemeen bekend, dat de wezenlijke eigenaar van het nieuwe regerings-orgaan niet is de heer Wittersheim, die slechts zijnen naam geleend zou hebben en met het bestuur der courant belast is, maar eene groote crediet-instelling, die op de buitenlandsche Beurzen haar voordeel wenscht te doen met het feit, dat de berigten van het Journal Officiel aan haar, als eigenares, eerder bekend zijn dan aan de abonnenten op dat blad.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)