Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[10 april 1869
Van den Rijn (XXXV)]

10 april 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Zaturdagsche Haarlemsche Courant, no. 84. (M.M.)

Van den Rijn, 8 April.

De Kölnische-Zeitung behelst eene beschouwing over den adel in Duitschland, waarin zij hare klagten uit over het voortbestaan van voorregten, welke, vooral met opzigt tot het betalen van belasting, in verscheidene Staten van Duitschland aan den adel zijn verleend. Zij wijst daarbij op het onlangs door de beijersche Eerste Kamer genomen besluit, hetwelk bepaalt, dat de vrijstelling van het betalen van gemeente-belasting, die de hooge adel in Beijeren geniet, niet anders opgeheven zal mogen worden dan tegen eene door den Staat te verleenen schadeloosstelling. De Keulsche courant toont in dat opstel aan, dat de duitsche adel, in vergelijking met dien van andere landen, met name van Engeland, in vele opzigten tekortschiet, en zij geeft van den adelstand in Duitschland de volgende beschrijving: ‘Een blik op de duitsche Eerste Kamers is voldoende om optemerken, dat de duitsche adel de pligten, die hij jegens zich zelven en jegens het land te vervullen heeft, al zeer ligt telt. Met weinige uitzonderingen, welke daarom te meer eervol zijn en die wij daarom te meer op prijs stellen, versmaadt de hoogere duitsche adel het, zich die beschaving eigen te maken, welke in de tegenwoordigen tijd inderdaad slechts door hare afwezigheid merkbaar wordt, maar welker gemis juist in die betrekkingen bijzonder in het oog valt, in welke den bezitter van een ouden naam eene bijzondere politieke werkzaamheid is opgedragen. Zien wij de rapporten der duitsche hoogescholen in, dan ontwaren wij, dat de zonen der voormalige Rijks-Grooten slechts in zeer zeldzame gevallen in eenigzins aanmerkelijk aantal voorkomen onder de duizenden, die aan de duitsche universiteiten hunne weten-schappelijke opleiding genieten. In het beste geval wijden zij één of twee jaren aan het studenten-leven, maar zelden ziet men hen uit hunne academische loopbaan gerijpte vruchten hunner kennis naar de grafelijke woning of naar het garde- of kurassierregiment overbrengen. Wij zijn zeker geene voorsprekers van den ‘ouden goeden tijd’ van het duitsche Rijk; deze heeft eigenlijk nooit bestaan; maar in dit opzigt was het in die tijden toch beter. Die leden van den hoogen duitschen adel, welke destijds op de inlandsche wetenschap met minachting nederzagen, plagten toch aan buitenlandsche academien, te Genève of in Holland, regtskundige of staatkundige studien te volgen; heden ten dage acht men voor een toekomstigen pair van Pruissen of Darmstadt het onderrigt van een huisonderwijzer en later dat van een wachtmeester voldoende. Met die wetenschappelijke opleiding gaat hand aan hand eene volkomen vervreemding van zulke vraagstukken en toestanden, welke bij eigene landgenooten de meeste belangstelling wekken. Men hoort niet dikwijls gewagen van aanzienlijke giften voor een nationaal weldadig doel, uit de hoogste kringen afkomstig, noch van deelneming onzer granden aan bemoeijingen der werkdadige liefde ten behoeve der noodlijdende volksklassen. Het geldt ook hier natuurlijk alleen den stand in zijn geheel; enkele achtenswaardige uitzonderingen blijven van dit afkeurend oordeel uitgesloten.’

- Verschillende couranten maken den tekst openbaar van het adres, hetwelk door de duitsche Katholieken bij gelegenheid van het jubelfeest van den Paus aan Z.H. zal worden overhandigd. Dat stuk behelst betuigingen van verknochtheid en gehoorzaamheid, gelukwenschen met het feest en dankbetuigingen voor hetgeen de Paus voor de Katholieke Kerk heeft gedaan. - Volgens de Katholische Bewegung, het orgaan der katholieke vereenigingen in Duitschland, is dat adres door ongeveer 150 adellijke heeren, waaronder 13 Vorsten, onderteekend - men zegt, dat ook Koning Johann en de Kroonprins van Saksen het onderteekend hebben - en bedraagt het geheele getal der onderteekenaars meer dan een millioen. Zoo zonden bijv. de bisdommen Paderborn 117,000, Munster 112,578, Breslau 97,418, Rottenburg 60,591, Regensburg 60,000, Munchen 35,000 onderteekeningen. Al de onderteekeningen van elk bisdom zijn naar Frankfort gezonden in rijk versierde lederen portefeuilles, op welker buitenkant het pauselijk wapen en in gouden letters de naam van het bis-dom zijn afgedrukt. Op een titelblad van perkament staan te lezen de namen der diocesen, in verschillende kleuren afgedeeld, naar de aartsbisdommen en bisdommen, waartoe zij behooren, benevens het aantal der onderteekeningen; de eerste letter van elken naam is eene prachtig geteekende hoofdletter. Aan liefdegiften zullen onder anderen naar Rome zenden: Munster 24,000 th., Breslau 20,000 th., Paderborn ruim 19,000 th., het apostolisch vicariaat Dresden 2083 th., Rottenburg 41,356 fr., de beijersche bisdommen 72,000 fl. De katholieke studenten-vereeniging heeft 1000 th. beschikbaar gesteld voor het bouwen der Pius-kerk te Greifswald. De Vrouwen-Vereeniging aan den Neder-Rijn heeft 19,264 fr. gezonden. ‘Het katholieke Duitschland (zegt een clericaal berigtgever) heeft het zijne gedaan.’ Eergisteren zou, naar men uit Munchen meldt, de beijersche graaf von Arco-Valley zich naar Rome begeven, ten einde den Paus, namens den Koning van Beijeren, te complimenteren. De hertog von Ratibor, die de gelukwenschen van den Koning van Pruissen aan den Paus zal overbrengen, is eergisteren, vergezeld van graaf von Frankenberg, te Munchen aangekomen; die heeren zouden insgelijks gisteren de reis naar Rome voortzetten.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)