Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[3 maart 1869
Van den Rijn (XVII)]

3 maart 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 53. (M.M.)

Van den Rijn, 1 Maart.

De schikking, welke tusschen den pruissischen Staat en de stad Frankfort is getroffen, schijnt in de genoemde stad niet zoo algemeen een gunstigen indruk gemaakt te hebben als men te Berlijn verwachtte of hoopte. Het Frankfurter Journal zegt toch in zijn nummer van 27 Februarij: ‘De vorm, welken men aan de definitieve regeling der aanhangige kwestie gegeven heeft, en waardoor eene daad van regtvaardigheid in eene daad van persoonlijke welwillendheid veranderd is, wijkt derwijze af van den gewonen constitutionelen weg en herinnert zoo levendig aan de tijden van het patriarchale Koningschap, dat wij liever niet zullen onderzoeken, in hoe ver hij bij eene bevolking, die niet onder de indrukken van monarchale instellingen is opgegroeid, op zijnen waren prijs zal gesteld worden. Wij weten niet, of de betoonde welwillendheid gegrond is op overwegingen van politieken aard, of dat zij is voortgesproten uit het besef, dat het regt van verovering een zwakken regtsgrond oplevert; maar terwijl wij het goed regt onzer stad blijven handhaven, betreuren wij het, dat dit regt slechts in den vorm eener daad van koninklijke welwillendheid erkend is geworden. Hetgeen ons hier in den vorm van een genadebewijs wordt aangeboden is toch ons eigendom en altoos maar een klein gedeelte van datgene, dat wij langs den weg der verovering verloren hebben.’

De ministeriële Norddeutsche Allgemeine-Zeitung beweert, in het bovenvermelde artikel niets anders te zien dan de uitdrukking der denkwijze van eenige misnoegde democraten. Zij geeft het vertrouwen te kennen, dat de bevolking van Frankfort het gebeurde zal weten te waarderen, en dat de bezadigde burgers deze gelegenheid zullen aangrijpen om het juk afteschudden eener democratie, ‘die tot nu toe getracht heeft, van de misnoegdheid van een gedeelte der burgerij ter bevordering van eigene oogmerken partij te trekken.’

- Verschillende professoren in de regten en het staatsregt hebben aan de Regering te Karlsruhe hun advies gegeven over de regten der burgerlijke overheid ten aanzien van de benoeming van bisschoppen in Pruissen en Baden. Men zegt, dat deze adviezen geheel overeenstemmen met de inzigten der badensche Regering zelve. Ook de hoogleeraar Schults is teruggekomen van zijn vroeger gevoelen, dat de kerkelijke autoriteit niet verpligt kon worden, eene tweede kandidatenlijst intedienen, ingeval de eerste geheel of gedeeltelijk was gewraakt. Van de zijde des H. Stoels echter wordt krachtig geprotesteerd tegen dit oordeel, en men verwacht, dat de pauselijke legaat eerlang de bestaande overeenkomst, krachtens welke de Regering het regt heeft bisschoppen voortestellen, zal opzeggen. Het is de vraag, of de badensche Regering daarin zou berusten.

- Uit Duisburg wordt medegedeeld, dat de instelling van rondreizende onderwijzers in de landhuishoudkunde zeer goede resultaten oplevert. De leeraar in die wetenschap, dr. Au, zou o.a. met veel vrucht werkzaam geweest zijn te Mühlheim en te Essen, in den omtrek van welke plaatsen hij sedert vijf maanden publieke voorlezingen heeft gehouden. Men telt reeds verschillende inrigtingen, die aan zijne toespraken haar aanzijn te danken hebben. Er zijn 11 landhuishoudkundige societeiten opgerigt, en 22 bureaux, waar men zich vervoegen kan tot koop of verkoop van landelijke eigendommen, en tot plaatsing van daglooners. Men verwacht voorts, dat een getal van twaalf reeds opgerigte crediet-genootschappen weldra tot achttien stijgen zal, en er zijn reeds vijf landbouwscholen in vollen gang. De oprigting van een houtvesters-instituut wacht slechts op de wettelijke goedkeuring, en er zijn honderden exemplaren van volksboeken of tractaatjes verspreid.

- De hessische Tweede Kamer heeft dezer dagen het met N.-America gesloten tractaat omtrent de nationaliteit der landverhuizers goedgekeurd. Dit tractaat stemt in de hoofdzaak overeen met het-geen dienaangaande tusschen die Republiek en het Noordduitsch-Verbond is vastgesteld.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)