Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[27 oktober 1869
Van den Rijn (CVI)]

27 oktober 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 253. (Stadsbibliotheek Haarlem; fotokopie M.M.)

Van den Rijn, 25 October.

De Kölnische-Zeitung houdt zich in een hoofdartikel bezig met de verschillende geruchten, waartoe het bezoek van den Kroonprins van Pruissen te Weenen nog altijd rijke stof oplevert. Zoo wist o.a. de Sächsische-Zeitung medetedeelen, dat het bezoek van den Prins voornamelijk ten doel had om den Keizer overtehalen tot de goedkeuring van een door graaf von Bismarck opgesteld verdrag, waarbij Oostenrijk in de overschrijding der Main-linie zou bewilligen. ‘Reeds de geheele toon der mededeeling (zegt de Kölnische-Zeitung) bewijst voldoende, dat zij uit eene jegens Pruissen vijandige bron komt.’ Zij meent, dat het berigt der Sächsische-Zeitung met geen ander oogmerk is uitgestrooid dan om Pruissen bij de Hoven van Parijs en van Petersburg in verdenking te brengen. Wat het berigt betreft, 't welk onlangs in het Journal des Débats werd aangetroffen, als zou de keizerlijke familie, en met name de Aartshertog Albrecht, slechts op uitdrukkelijk verlangen van den Keizer zich er van weêrhouden hebben om den Kroonprins niet bepaald onvriendelijk te bejegenen, - daarover geeft het Keulsche orgaan in de volgende woorden zijne meening te kennen: ‘Wij weten niet wat wij van dat berigt moeten gelooven, maar ten opzigte van den Aartshertog Albrecht is het verhaal niet onwaarschijnlijk. De Aartshertog is een goed veldheer, en de overwinnaar bij Custozza is van oordeel, dat hij den slag bij Sadowa niet zou verloren hebben; het is derhalve wel mogelijk, dat hij jegens den man, die zoo veel tot de nederlaag der Oostenrijkers bij Sadowa heeft bijgedragen, juist geene vriendschappelijke gevoelens koestert, en wij weten met zekerheid, dat een gedeelte der oostenrijksche hoofd-officieren zich niet bedwongen heeft om zijn misnoegen over het bezoek van den Kroonprins te kennen te geven. Een militair schouwspel is den Kroonprins te Weenen ook niet aangeboden, en wij betreuren zulks niet; wij willen zelfs eenige gevoeligheid den oostenrijkschen officieren niet ten kwade duiden.’ De Kölnische-Zeitung bestrijdt echter met nadruk de opvatting, als zou in het bezoek van den Kroonprins eene beleediging jegens Oostenrijk liggen opgesloten. ‘Elke handeling (zegt zij) moet beoordeeld worden naar de bedoeling, die daaraan ten grondslag ligt, en niemand zal er in ernst aan twijfelen, dat de Kroonprins, toen hij zijn bezoek, na eene langdurige verwijdering der twee verwante Vorstenhuizen, te Ween en aankondigde, de meest vriendschappelijke bedoelingen koesterde.’

- De Regering in Beijeren heeft na de ontbinding der Tweede Kamer vóór de aanstaande verkiezingen, verschillende wijzingen gebragt in de verdeeling der kiesdistricten. De ultramontaansche partij is met die verandering geenszins ingenomen. Zij hoopt echter door verhoogde inspanning te herwinnen wat zij aan terrein verloren heeft. De Augsburger Post-Zeitung meent bovendien, dat de liberale partij alleen dan van de nieuwe indeeling voordeel zou trekken, indien het volk alle gevoel voor regt en eerlijkheid had verloren. Nu zou men de rekening buiten den waard hebben gemaakt. Indien iets geschikt is om het volk de oogen te openen, dan zou het de nieuwe verdeeling der kiesdistricten zijn. ‘En (zegt het clericale orgaan ten slotte) indien het volk thans nog niet bespeurt, hoe de zaken in Beijeren gesteld zijn, dan verdient het pruissisch te worden.’


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)