Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[19 november 1866
Van den Rijn (XXIV)]

19 november 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 273. roodbroeken: de franse soldaten hadden een uniform met rode broek. Mainzer-Beobachter: een fictief blad dat Multatuli de gelegenheid gaf van nu af aan, tussen de objectieve en neutrale nieuwsberichten door, zijn eigen mening te uiten.

Van den Rijn, 15 November.

Men schrijft uit Mainz: ‘Bij de aanstaande verkiezingen zal het van belang zijn, slechts zulke Afgevaardigden naar Darmstadt te zenden, van wie het te verwachten is, dat zij de aansluiting van Hessen aan het Noordduitsch-Verbond zullen bevorderen. Dit is, onder anderen, ook daarom noodig, wijl wij anders gevaar loopen, door Pruissen te worden uitgesloten van het Tolverbond. Pruissen zou, door het derven van de circa 600,000 consumenten zijner fabriekwaren, slechts een gering verlies lijden; maar wij hebben volstrekte behoefte aan Noord-Duitschland als débouché voor onzen wijn.’ - De hoogleraar Wasserschleben, wiens benoeming tot rector der hoogeschool te Giessen door het ministerie was te niet gedaan, is, onder toejuiching van velen, tot candidaat gekozen voor den Landdag. Natuurlijk ziet men hierin een anti-ministerieel protest. - De heeren Rebeck en von Bulow zijn van Berlijn te Meisenheim aangekomen, om die den laatsten Landgraaf van Homburg toebehoorende, doch bij diens dood op Darmstadt overgegane heerlijkheid voor Pruissen in bezit te nemen. Ofschoon dus de Meisenheimers binnen weinige maanden ten tweeden male verwisselen van Souverein, denkt men toch, dat de overgang ditmaal zeer geleidelijk wezen zal, daar vele takken van bestuur reeds voor lang op pruissische wijze waren ingerigt. - Het hessische ministerie van Oorlog heeft bepaald, dat, bij de aanstaande verkiezingen, de militairen geheel en al vrij zullen zijn, ook wat aangaat de wijze van kiezen. Vroeger, namelijk, werden zij daartoe verzameld in een bijzonder locaal, waaruit zekere contrôle voortvloeide, die nu opgeheven is. - Vele Rijnsche bladen deelen het volgende berigt mede: ‘Wij kunnen verzekeren, dat de Groothertog, na zijne terugkomst in de hoofdstad, de leden van den gemeenteraad voor de eerste maal ontvangende, gezegd heeft: “Gelooft niet, dat Pruissen's ongeregtigheid ten einde toe zal zegevieren! Ik zal de hulp der roodbroeken niet inroepen; maar, dat zij in het aanstaande voorjaar komen zullen, is gewis.”’

- De Groothertog van Baden zal, naar men verneemt, eerstdaags eene reis naar Italie ondernemen. - Tusschen Berlijn en Karlsruhe zijn onderhandelingen aangeknoopt over het plaatsen van baden-sche jongelieden als officieren bij het pruissische leger, mits zij hunne opleiding hebben ontvangen op eene pruissische militaire academie. - Uit Keurhessen wordt medegedeeld, dat de aan dat Vorstendom grenzende beijersche landstreken, die bij verdrag aan Pruissen zijn afgestaan, nog altijd niet door laatstgenoemde mogendheid in bezit genomen zijn. Men weet niet, waaraan deze vertraging is toeteschrijven, en vindt die te vreemder, omdat in het vredes-traktaat bepaald was, dat de overneming binnen vier weken na het sluiten van den vrede zou plaats hebben. - De heer Philip Schwartzenberg heeft, na vijftien jaren, wegens politieke oorzaken, verbannen te zijn geweest, van den commissaris von Möller vergunning bekomen om naar zijne vaderstad Kassel terugtekeeren.

- De gemeentebesturen in het Nassausche hebben last bekomen, zeer omzigtig te werk te gaan met het verleenen van concessien tot het houden van brandewijnkroegen. Er is onder anderen vastgesteld, dat in landelijke gemeenten slechts ééne concessie mag verleend worden op 300 zielen. De Mainzer-Beobachter vindt dit nogal veel, en zegt te hopen, dat de ondoelmatigheid dezer bepaling zal worden opgewogen door een streng toezigt op de hoedanigheid van het verkochte. Ook zou er, volgens dat blad, moeten worden gelet op het tappen van sterke dranken in kraampjes op de markten, waar zeer dikwijls de wet wordt ontdoken, door het gratis schenken van brandewijn, als voorgewende toegift bij den tegen te hoogen prijs aangerekenden verkoop van kleine artikelen. - Uit Wiesbaden wordt gemeld, dat een gedeelte der voormalige nassausche troepen zal worden ingelijfd bij het 88ste infanterie-regiment, garnizoen houdende te Luxemburg.

- Te Frankfort wordt eene naauwkeurige inspectie gehouden van maten en gewigten in de winkels. Vrij algemeen beweert men, dat een streng toezigt dienaangaande in de gewezen Vrije Stad hoog noodig was.‘Vele vrije winkeliers (zegt een Mainzer blad) waren in het bepalen van hun gewigt en hunne ellemaat wel eens wat al te vrij. Zeker zullen die heeren nu, door linten en horologiebandjes, protesteren tegen het verfoeijelijk pruissische despotismus, hetwelk volstrekt wil, dat eene el eene el, en een pond een pond zij.’ - Door uitbreiding van het telegrafisch verkeer in die stad zal eerstdaags, naar men verneemt, het personeel bij de telegrafie aldaar van honderd personen worden gebragt op honderd veertig. - Aan de Augs-burger Allgemeine-Zeitung wordt uit Frankfort geschreven: ‘Na het gevangennemen van den Keurvorst werd de heer A. von Baumbach door het (toenmalig) Duitsch-Verbond benoemd tot administrateur van het Keurvorstendom Hessen. De uit die benoeming voortvloeijende uitgaven werden verstrekt uit de Bonds-kas, ofschoon Pruissen hiertegen uitdrukkelijk protesteerde; welk protest dan ook aan den depositaris der Bonds-gelden, den heer von Rothschild, beteekend is. Men verneemt nu echter, dat de commissie ter liquidatie van den Bonds-eigendom die uitgaven in rekening zal valideren.’ - Naar hetgeen vroeger werd medegedeeld, zou het door ongeveer 3000 Frankforter ingezetenen geteekende protest tegen de inlijving den Koning worden aangeboden door den noord-americaanschen gezant. Om redenen, die niet gemeld worden, is dit laatste niet geschied. Men heeft daarom gemeend, dat stuk te moeten inzenden, vergezeld van een brief, die door vijf Frankforter burgers onderteekend was. Deze heeren zijn nu voor de politie geroepen, door welke hun is medegedeeld, dat wel is waar het protest in handen des Konings geraakt was, maar dat noch de vorm, noch de inhoud van dat stuk zoodanig was, dat zij daarop het minste antwoord te verwachten hadden. - Een Frankforter blad beweert, dat omtrent de aan Pruissen betaalde zes millioen fl. nog volstrekt niets beslist is, en dat ook de kans (waarop men vroeger bouwde), dat die som geheel en al ten behoeve der stad zou worden besteed aan werken van algemeen nut, hoe langer hoe kleiner werd. Bovendien bestaat er nog eene vordering ten laste van het voormalig Verbond, ten bedrage van nagenoeg één millioen, waarvan het de vraag is, of zij door de commissie van liquidatie voor geldig zal erkend worden?

- Uit de Moezelstreek wordt geklaagd over het bezoek van wolven. Er worden drijfjagten gehouden, en reeds zijn eenige van die dieren gedood. Indien deze plaag aanhoudt, hoopt men op sneeuw, omdat dan het spoor gemakkelijker te volgen is.

- Het winter-semester der universiteit te Bonn stelt zich goed in. Vooral het getal in de medicijnen studerenden is ongewoon hoog. De praktisch-anatomische lessen alleen tellen circa 140 bezoekers, en derhalve meer dan zelfs te Berlijn.

- De couranten zijn gevuld met advertentien over loterijen uit allerlei landen. In verband namelijk met de bepaling, dat de geannexeerde gewesten eerst in October 1867 volkomen zullen worden opgenomen in de pruissische administratie, zijn de verschillende lands- (en, wat Frankfort aangaat, stads-) loterijen nog niet met de pruissische inééngesmolten. Eerst later zal de pruissische loterij, de verschillende speelinrigtingen in zich opnemende, eene evenredige uitbreiding ondergaan. ‘Hoe dit alles rijmt (zegt de Mainzer-Beobachter) met den kruistogt, die alom in Pruissen wordt gepredikt tegen de groene tafels te Homburg, te Wiesbaden en te Ems, begrijpen wij niet. Spel is spel.’ - Diezelfde courant behandelt een artikel uit de Kreuz-Zeitung, waarin dat blad de anti-pruissische demonstratien gispt, welke te Hannover en elders plaats gehad hebben in de kerken, bij gelegenheid van het gebed voor den Koning. De Kreuz-Zeitung had onder anderen gezegd: ‘Zulke demonstratien vallen onder het Oordeel des Heeren. Wie niet wil medebidden met de gemeente, blijve des zondags tehuis; maar, wie in de kerk wil te koop loopen met politieke meeningen, heeft met de huichelaars zijn loon weg’ Het Mainzer blad, betuigende, even zeer als de Kreuz-Zeitung de bedoelde demonstratien aftekeuren, vraagt evenwel, hoe hier van huichelaars spraak kan zijn, en of niet veeleer het vermoeden van huichelarij hen treft, die altijd gereed zijn, op hoog bevel, te veranderen van onderwerp des gebeds? ‘Dat politieke demonstratien in de kerk niet te pas komen (gaat het voort), stemmen wij toe; maar is niet het bewuste gebed zelf eene politieke demonstratie? Het verschil tusschen de godsdienstleeraren, die bidden, en de rustverstoorders, die met gedruisch de kerk verlaten, ligt alleen hierin, dat de eersten en règie zijn met de politie; de anderen niet. Slechts weinig maanden geleden werd de stemming, die nu aandrijft tot onbehoorlijk geraas, plegtig verkondigd van den kansel. Men moet derhalve die levenmakers niet al te streng veroordeelen, en vooral hen niet schandvlekken met den naam van huichelaars. Indien zij dat waren, zouden zij rustig medebidden, onverschillig voor welken Vorst.’

- In weerwil van het bij meerderheid van stemmen uitgesproken gevoelen van het Rijnsch Landhuishoudkundig Genootschap (dat 18,000 leden telt), verneemt men, dat de Regering nog altijd bedacht is op de mogelijkheid om het vervalschen van wijnen tegentegaan. Er is op nieuw aan dat Genootschap advies gevraagd omtrent de middelen om dat doel te bereiken.

- In vele Rijnstreken houdt men zich bezig met ontwerpen tot vermeerdering der productie van eikenschors voor looijerijen. De con-sumtie van leder neemt toe, en wel in veel hooger mate dan het aangroeijen van den run-voorraad.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)