Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[25 november 1868
Van den Rijn (LXXXI)]

25 november 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 279. (M.M.)

Blijkens de eendere datering van 22 November behoort het onderstaande tot dezelfde inzending als de bijdrage in het nr. van 24 november.

Brennus: aanvoerder van de gallische Senones die in of omstreeks 390 n.C. door Noord-Italië trokken en de benedenstad van Rome veroverden. Bereid om tegen een afkoopsom zich terug te trekken, wierp hij volgens de overlevering zijn zwaard in de schaal terwijl in de andere schaal het goud van de Romeinen werd afgewogen.

Staat van intelligentie: erenaam waarmee Pruisen zichzelf getooid had. den minister van Eeredienst: Von Mühler.

De heer Dohm enz.: deze laatste zinnen tussen haakjes maken de indruk een redactionele toevoeging te zijn.

Van den Rijn, 22 November.

Naar men uit Darmstadt verneemt, zal de hessische Landdag niet, gelijk vroeger het voornemen was, op feestelijke wijze worden gesloten, doch zal den leden eenvoudig het recès aangekondigd worden. Aan den 20sten Landdag, welke op den 24sten dezer maand zal vergaderen, zal terstond een ontwerp worden voorgelegd over het in stand houden van de thans gebruikelijke wijze van het heffen der belastingen. De toestemming, namelijk, in het heffen van eene belasting op de inkomsten is met het einde dezes jaars verstreken, en de voorgenomen invoering van de zoogenaamde klassen-belasting kan eerst in Julij 1869 plaats vinden. - Sedert in het hessische Staatsblad de organisatie der Darmstadtsche Polytechnische-school, waartoe de vroegere technische-school verheven is, gepubliceerd werd, houdt men zich te Darmstadt ijverig bezig met de wijze, waarop de onderscheidene leerstoelen zullen worden bezet. Bij de groote opgewektheid, welke alom in het Hertogdom (gelijk elders) voor wetenschap in het algemeen en de ontwikkeling der techniek in het bijzonder zich openbaart, ziet men inderdaad, indien de opgerigte leerstoelen goed bezet zijn, - eene hooge wetenschappelijke vlugt tegemoet, vooral, daar men gebruik zal kunnen maken van een groot gedeelte der docerende krachten van het opgeheven instituut. Het ‘Polytechnicum’ zal in zes afdeelingen gesplitst zijn: Algemeene wetenschappen; bouw-techniek; het ingenieurswezen; mechanica; chemische techniek en landbouwkunde. De Mainzer Beobachter wenscht der nieuwe inrigting alle heil toe, en hoopt, dat de tusschenzin ‘gelijk elders’, - daar, waar van zucht tot wetenschappelijke ontwikkeling spraak is, - hier en daar moge worden opgevat als eene beleefde vermaning om dien lof te verdienen voor zoo ver die nog niet verdiend is. ‘Er zijn landen (aldus laat dat blad zich uit), die zich bij voorkeur als den zetel der intelligentie beschouwen, en hun politiek overwigt nu en dan in de schaal werpen, waarin onderwijs en beschaving moeten gewogen worden, zonder te bedenken, dat het zwaard van Brennus tot zulke diensten ongeschikt is. Het is wel eens gebeurd, dat overwinnaars op het slagveld onderlagen in den strijd op edeler gebied, en dat de beschaving der overwonnenen de rigtsnoer werd van overheerschers. Dit nu is in geenen dele van toepassing op ons gezegend Hessenland, 't welk nog altijd niet volkomen geannexeerd is; doch de bezwaren, die de pruissische school-regeling in het gewe-zen Keurvorstendom en in Nassau teweegbrengt, noopten ons tot de vraag, of de “Staat van intelligentie” bij uitnemendheid wel zeer intelligent handelt, door zijne inzigten optedringen aan gewesten, die, minder intelligent, daartoe nog niet op de hoogte zijn? Hoe zou het den zo intelligenten Pruissen smaken, indien zij, - geannexeerd door een min beschaafden vijand, - gedwongen werden, het verblijf in hunne gevangenissen te ontzeggen aan den onverlaat, die den draak gestoken had met de skelet-kleinoodien van Koningin Isabella? Zou niet zulke barbaarschheid ten hemel schreeuwen? Zou niet het geheele pruissische volk, onder aanvoering van den minister van Eeredienst, (den vervaardiger van het bekende kroeglied: Wir kommen so eben aus 'm Wirthshaus, enz.), - zou niet het pruissische volk te wapen vliegen, om de geschonden eer van die miskende doodsbeenderen te wreken? Men bedenke, dat ook minder begaafde volkeren zekere zaken bezitten, waaraan zij gehecht zijn. In Keurhessen en in Nassau verstoutte men zich, zorg te dragen voor goed onderwijs; de meening, dat men in die landen er in geslaagd was, dit vooroordeel intevoeren, was zoo algemeen, dat Pruissen zelf daardoor besmet was. Getuigen de vele onderwijzers uit die streken, welken men eervolle aanstellingen in Pruissen opdroeg. Is het nu billijk en verstandig, zoo spoedig na de inlijving zulke vooroordeelen hevig aantetasten? Waarlijk, met eenig beleid zou men er in geslaagd zijn, de hoogere pruissische intelligentie zoo volkomen in de geannexeerde landen intevoeren, dat ook dáár alle lust tot spot met gewijde zaken met wortel en tak zou uitgeroeid zijn. De post op de begrooting voor de uitbreiding van het gevangeniswezen zou geen noemenswaard bezwaar opleveren, daar vele gasten dier inrigtingen (als bijv. de luitenants, graaf von Eulenburg en von Schreven) slechts een zeer bescheiden gebruik maken van de hun van staatswege toegekende vrije huisvesting’ (De heer Dohm, hoofdredacteur van den Kladderadatsch, is tot gevangenisstraf veroordeeld, wegens eene spotprent op de doodsbeenderen van zekere heiligen. De beide genoemde luitenants, - veroordeeld wegens manslag, - zijn zeer korten tijd na hunne veroordeeling weder bij het leger in dienst getreden.)


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)