Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[14 mei 1869
Van den Rijn (XLV)]

14 mei 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Vrijdagsche Haarlemsche Courant, no. 112. (M.M.)

nationale ramp: in de eerste helft van november 1868 waren de zuidelijke en oostelijke kantons van Zwitserland geteisterd door zo ernstige overstromingen, dat de kranten spreken over een schade van meer dan twaalf miljoen gulden.

Van den Rijn, 12 Mei.

In het Groothertogdom Baden hebben de ultramontanen zich met de ultra-democraten vereenigd en onder den naam van ‘katholieke volkspartij’ eene politieke partij geconstitueerd. Het programma der nieuwe partij is dezer dagen openbaar gemaakt in eene ‘aanspraak aan het volk’, waarvan het belangrijkste gedeelte aldus luidt: ‘Met de woorden van onzen hoogwaardigen bisschop zeggen wij: Wij beschouwen de volstrekte scheiding tusschen den Staat en de Kerk geenszins als den normalen en voor het menschdom nuttigsten toestand; maar wij kunnen, wanneer de Staat meer en meer zijne pligten en verbindtenissen jegens de Kerk verzaakt, alleen hierin een redmiddel vinden, dat het beginsel van de vrijheid en zelfstandigheid der Kerk in alle opzigten streng worde toegepast. Daarom verlangen wij: 1o Volledige scheiding van Kerk en Staat. Geene begunstiging voor de Kerk, buiten toepassing der algemeene beginselen van regt en vrijheid, maar nog minder exceptionele wetten, die elke vrije handeling onmogelijk maken. 2o Volledige vrijheid voor de Kerk om hare aangelegenheden zelfstandig te regelen, hare goederen te beheeren en de kerkelijke ambten te vervullen. 3o Voor de burgers des lands het onbeperkte regt om van de algemeene vrijheid van vereeniging niet alleen voor de politieke, maar ook voor de godsdienstige vereenigingen ongestoord gebruik te maken. 4o Onbeperkte vrijheid van de school. Wij betwisten aan de staatsregering niet het regt van toezigt op het openbaar onderwijs, maar wij vorderen voor de burgers de vrijheid, die de nieuwe schoolwet hun ontneemt, om voor de godsdienstige opvoeding hunner kinderen in vereeniging met hunne Kerk te zorgen.

‘Met deze grieven gaat de betreurenswaardige toestand der staatsaangelegenheden hand aan hand. Terwijl wij vasthouden aan het vormen van een groot, door een foederativen band vereenigd Duitschland met inbegrip van Oostenrijk, en er van overtuigd zijn, dat het Noordduitsch-Verbond tot verarming van het volk leidt en deszelfs vrijheid verkort, bepalen wij ons hier tot den inwendigen toestand van Baden. Wat is er van onze geldmiddelen geworden? Inkrimping van het staande leger, verkorting van den diensttijd, beperking der staatsuitgaven en invoering van een regtvaardiger belastingstelsel zijn de eenige middelen om het bestaande kwaad te verhelpen. Inzonderheid worden vereischt: inkrimping der staatsuitgaven door wijze spaarzaamheid, door vermindering der ondragelijke militaire lasten en door vereenvoudiging der administratie; zelfregering van het volk, in stede van de bestaande bureaucratische voogdijschap; invoering van regtstreeksche algemeene verkiezing der gemeente-ambtenaren; herziening in liberalen geest der wetten op de drukpers en op het regt van vereeniging, en verwijzing van alle drukpers-processen naar de jury.

‘De katholieke volkspartij ziet slechts één middel tot herstel van een gezonden politieken toestand, te weten: ontbinding der tegenwoordige Stendenvergadering en bijeenroeping van een buitengewonen Landdag, tot het maken van eene nieuwe kieswet op den grondslag van regtstreeksche geheime verkiezingen. De katholieke volkspartij verklaart voorts, dat voornamelijk het ministerie-Jolly de verantwoordelijkheid voor het voortduren en verergeren van den aangewezen noodlottigen staat van zaken draagt, en acht zich dus verpligt, te verkondigen, dat dit ministerie het vertrouwen van het badensche volk niet bezit. Het vervullen van deze eischen is het eenige middel om het badensche vaderland van het verderf te redden.’

De officieuse Karlsruher-Zeitung neemt daaruit aanleiding om te doen opmerken, dat het gemeenschappelijk doel der ultra-democraten en ultramontanen, die anders zoo weinig met elkander overeenstemmen, geen ander is dan de tot nu toe in Baden gevolgde nationale politiek tegentewerken.

- Omtrent den toestand van Zwitserland in het jaar 1868 is in den Bondsraad onlangs een officieel verslag uitgebragt, hetwelk die vergadering heeft goedgekeurd, en waarin vermeld wordt, dat, daargelaten het nadeel, hetwelk ook Zwitserland heeft geleden, ten gevolge van den gespannen toestand, welke gedurende dat jaar in Europa heeft geheerscht, en die op den ondernemingsgeest overal een verlammenden invloed uitgeoefend heeft, en eene opgehoorde ophooping van kapitaal in de Banken ten gevolge heeft gehad, echter dat Gemeenebest zich niet te beklagen heeft over zijne betrekkingen met de vreemde mogendheden, die doorgaans goed waren, en zelfs nu en dan het bewijs opleverden, dat Zwitserland achting en sympathie genoot; getuige bij voorbeeld het bij de telegraafconventie te Weenen genomen besluit om in Zwitserland, onder de leiding der zwitsersche Regering, een internationaal telegraaf-bureau opterigten; getuige de op zwitserschen bodem gehouden Conferentie tot uitbreiding der Geneefsche conventie tot verbetering van het lot van in den oorlog gewonde militairen; getuige niet het minst de hartelijke en daadwerkelijke sympathie, welke aan Zwitserland door Vorsten en volken is bewezen naar aanleiding der nationale ramp, door de overstroomingen teweeggebragt. Na vervolgens de verschillende verdragen te hebben opgenoemd, welke Zwitserland in het afgeloopen jaar heeft gesloten, wordt in het rapport de wel eens in Zwitserland geopperde bedenking, of het sluiten van zoo vele handelsverdragen den minderen handelaar en den handwerksman niet benadeelen zou, verklaard op eene dwaling te rusten, daar ten gevolge dier tractaten de regten op den invoer geenszins zijn afgeschaft, omdat de buitenlandsche Regeringen, dewijl die regten toch reeds zoo laag waren, zelven begrepen hebben, liever andere eischen, zoo als vrije vestiging, bescherming van den eigendom van voortbrengselen van den geest en dergelijke, te moeten bedingen. De handelsverdragen hebben dus aan Zwitserland voor zijne industrie andere landen geopend; Zwitserland zelf stond reeds vroeger, ten gevolge van het zeer lage tarief van invoer, voor de industrie van andere landen open.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)