Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[12 oktober 1868
Van den Rijn (LXVIII)]

12 oktober 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Maandagsche Haarlemsche Courant, no. 241. (M.M.)

Blijkens de eendere datering van 7 October behoort het onderstaande tot dezelfde inzending als de bijdrage in het nr. van 10 oktober.

Van den Rijn, 7 October.

Uit sommige artikelen van een Berlijnschen correspondent der Schlesische-Zeitung hebben vele Rijnsche bladen de beschuldiging overgenomen, dat bij de onlangs plaats gehad hebbende vergelijkende proeven met Armstrong-geschut en met geschut dat in de fabriek van den heer Krupp, te Essen, vervaardigd was, het fabricaat van dezen heer met in het oog loopende voorliefde behandeld en beoordeeld zou zijn. In de bedoelde correspondentie werd van dat feit de verklaring gezocht in de omstandigheid, dat de heer Krupp, toen hij nog slechts een ‘onbeduidend fabrikantje’ was, in aanraking zou gekomen zijn met den toenmaligen Kroonprins (den tegenwoordigen Koning), dien hij in hooge mate voor zijne onderneming had weten te interesseren, zóó zelfs, dat de Prins met 30,000 th. daaraan deelnam, op voorwaarden, die een regtstreeksch belang van den Staat in de fabriek te Essen waarborgden en bedongen. Thans ver-neemt men van andere zijden, dat deze mededeelingen geenszins met de waarheid overeenkomen. De Post o.a. beweert, dat het gunstige oordeel over de uit de Essensche fabriek afkomstige stukken geheel alleen aan hunne goede hoedanigheden, en geenszins aan minder prijzenswaardige bijoogmerken moet worden toegeschreven. ‘Wat verder de betrekking aangaat, waarin Z.M. tot den heer Krupp zou staan (aldus verzekert het genoemde blad), wij weten van goederhand, dat Z.M., nog Kroonprins zijnde, dien industrieel heeft leeren kennen, toen deze reeds sedert zeer langen tijd geen “onbeduidend fabrikantje” meer was, en indien het al waar moge zijn, dat die Vorst eenmaal had goedgevonden, eene zoo vaderlandsche industriële onderneming met een voorschot te ondersteunen, hetgeen later nooit meer noodig was, noch verlangd werd, dan nog zal dit wel niet hebben plaats gehad onder voorwaarden, die als het ware den Koning van Pruissen tot stillen deelgenoot eener geschutgieterij zouden maken.’

- Men deelt uit Dessau het volgende voorbeeld mede van den weerzin, waarmede sommige kleine Souvereinen zich onder het ‘pruissische juk’ buigen, gelijk de aansluiting aan het groote duitsche geheel nog altijd hier en daar genoemd wordt. De Vorst van Anhalt, willende uitrijden om op de jagt te gaan, moest de hoofdmarkt passeren, waar een in pruissische uniform gekleede militair op schildwacht stond. Z.H. betuigde met luider stem zijn ontevredenheid, en liet, na te hebben doen omkeeren, last geven, dien schildwacht te doen aflossen, en door een soldaat in de anhaltsche kleuren te doen vervangen. Eerst nadat dit geschied was, kon Z.H. het van zich verkrijgen, de hoofdwacht voorbij te rijden. Men vraagt zich af, hoe hij het maken zal in het jaar 1871, wanneer het geheele Anhaltsche legertje in pruissische uniformen zal gestoken zijn?

- Volgens sommige berigten uit het Hessische, had de verschijning van den Koning van Pruissen alom een zeer gunstigen indruk gemaakt. De Hessische Morgen-Zeitung, de innemende minzaamheid van den Monarch roemende, zegt, te hopen, dat de in Hessen geplaatste beambten daaraan een voorbeeld zullen nemen, en dat het spreekwoord ‘zoo heer, zoo knecht’, hier moge bewaarheid worden.

- Aan de Kölnische-Zeitung wordt uit Berlijn geschreven, dat het protest van den gewezen Keurvorst van Hessen aldaar niet den minsten indruk gemaakt heeft, en dat het geheele stuk slechts een bewijs te meer is van de volslagen onkunde, waarin die ‘oude heer’ schijnt te verkeeren omtrent de ‘duitsche roeping van Pruissen.’

- De arbeid aan de brug te Dusseldorp is nu zoo ver gevorderd, dat die in anderhalf jaar voor het verkeer zal kunnen geopend worden. De brug komt op slechts twee pijlers te liggen, welker fondamenten 40 voet onder de bedding der rivier aanvangen. Al de arbeid aan dat metselwerk geschiedt door middel van duikerklokken, waarin het verblijf voor de werklieden door de persing der lucht zeer bezwarend is. Reeds zijn 2700 tonnen cement gebruikt. Men beweert, dat deze onderneming eene der moeijelijkste is van al de rivierwerken in Duitschland.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)