Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[5 november 1867
Van den Rijn (LXXVI)]

5 november 1867

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 261.

Van den Rijn, 3 November.

De Kroonprins van Pruissen heeft met zijne gemalin en kinderen gedurende acht dagen te Keulen verblijf gehouden, en is dezer dagen naar Potsdam teruggekeerd. Men zegt, dat de voorgenomen reis naar het engelsche Hof niet zal plaats hebben, omdat de Kroonprinses zich in gezegende omstandigheden bevindt. - Naar men beweert, zou het te Parijs gegoten ruiterstandbeeld van Z.M. den tegenwoordigen Koning, hetwelk op de vaste brug over den Rijn, als tegenhanger van dat des vorigen Konings, zal geplaatst worden, eerstdaags te Keulen kunnen aankomen, en reeds tegen het midden dezer maand op zijn voetstuk geplaatst worden.

- De Kölnische-Zeitung gaat voort met het mededeelen van min of meer onbelangrijke berigten uit Luxemburg, onder de rubriek: ‘Koningrijk der Nederlanden.’ Onlangs in een hoofdartikel over de slechting der Luxemburgsche vestingwerken sprekende, verzekerde zij, dat daaraan ‘van nederlandsche zijde’ tot hiertoe weinig gearbeid was; dat slechts vier werklieden daaraan bezig waren, enz. Thans laat zij zich door haren Haagschen correspondent het volgende schrijven: ‘Onze minister van Buitenlandsche Zaken heeft weder een uitstapje gedaan op het gebied der hoogere staatkunde. In den vorm namelijk eener diplomatieke nota heeft hij zich tot graaf Bismarck gewend, met de klagt, dat de Kölnische-Zeitung Luxemburg nog steeds onder het hoofd: ‘Koningrijk der Nederlanden’ behandelt, en graaf Bismarck heeft, naar men verzekert, met opregt leedwezen zijnen zedelijken afkeer van deze misdadige handelwijze te kennen gegeven. De Nieuwe Rotterdamsche-Courant, dit voorval met spot behandelende, gaat overigens, van haren kant, voort (allervleijendst) alle berigten uit Oostenrijk, Boheme, Hongarije en al de verdere Staten des Keizerrijks onder de rubriek van het eenige Duitschland te plaatsen. Eenmaal slechts heeft zij in hare kolommen eene afzonderlijke rubriek voor Oostenrijk aangelegd; dit schijnt minder goed opgenomen te zijn; althans, den volgenden dag vond men Weenen en Pesth weder bij ‘Duitschland’ geannexeerd. De Kölnische-Zeitung zelve zegt over dit onderwerp, dat zij vóór de ontbinding van het Duitsch-Verbond Luxemburg onder de rubriek Duitschland heeft behandeld, doch daarna, dewijl Luxemburg en Nederland eenen gemeenschappelijken Souverein hebben, en te klein zijn om elk eene afzonderlijke rubriek in haar blad te vullen, gemeend heeft, die twee Staten onder één hoofd te mogen rangschikken, te meer, daar zij zelfs het groote Hongarije onder het opschrift ‘Oostenrijk’ behandelt. Zij hoopt echter, zegt zij, dat de bedoelde diplomatieke correspondentie bevonden zal worden een humoristisch verzinsel te zijn.

- Van wege het nationaal-liberale kiesdistrict Bielefeld, is een programma publiek gemaakt, hetwelk welligt als eene openbaring van de wenschen en verwachtingen dier partij in het algemeen mag worden aangemerkt. Het luidt aldus: ‘Wij willen onze Regering op de krachtigste wijze en met vreugde ondersteunen in hare pogingen om Duitschland te vormen tot één magtigen Staat, en zullen gaarne de middelen toestaan, die daarvoor noodig zijn. Op het gebied van staathuishoudkundigen vooruitgang erkennen wij met dankbaarheid de bereidwilligheid der Regering, ook daar, waar wij de genomen maatregelen als slechts half voldoende en als niet meer dan eene voorloopige afbetaling op rekening beschouwen. Wij houden het verbeteren van den zedelijken en stoffelijken toestand der werklieden voor een der belangrijkste vraagstukken des tijds, en wij verheugen er ons over, dat de Regering genegen schijnt, althans op stoffelijk gebied, onze wenschen te dien opzigte te vervullen. Daartegenover staat evenwel de bedenking, dat de volksscholen zelfs niet in de verte beantwoorden aan de eischen, die wij meenen te mogen stellen. Het is te betreuren, dat de inwendige staatkundige ontwikkeling des lands zeer veel te wenschen overlaat. De districts- en gemeentebesturen moeten eene volslagen herschepping ondergaan; de gemeente-beambten moeten bevrijd worden uit de banden hunner drukkende afhankelijkheid van de Regering; het gemeentebestuur moet meer en meer in handen komen van onafhankelijke burgers, en ook de bevoegdheid der districts-besturen behoort uitgebreid te worden. Het getal der regeringsbeambten moet verminderd, - de districts-besturen moeten tot provinciale besturen vereenigd, - de loop der zaken moet vereenvoudigd, en de afdoening bespoedigd worden. Wij hebben niet zoo zeer behoefte aan verantwoordelijkheid der ministers; er is veeleer behoefte aan meer verantwoordelijkheid der ambtenaren in het algemeen. Ieder beambte, van den gensdarme af, moet door elken particulier, die zich gekrenkt oordeelt, zonder formaliteiten, voor het geregt kunnen gedaagd worden. Het speciale hof voor competentie-conflicten behoort derhalve te worden afgeschaft, dewijl door deze regtbank de dienstverrigtingen der beambten onttrokken worden aan de gewone regtspraak. Het beklag in criminele zaken moet niet uitsluitend van de competentie der ambtenaren van het Openbaar Ministerie zijn. Het moet vergund zijn, elke klagt te doen voordragen door particuliere pleitbezorgers, en ieder jurist, die zijne drie examens heeft afgelegd, moet regtszaken kunnen waarnemen, zoo als en waar hij verkiest. Uitsluitende concessien tot het uitoefenen van eenig bedrijf mogen slechts verleend worden, wanneer het algemeen belang dit gebiedend vordert. Het intrekken van verleende concessien mag niet afhangen van de willekeur der politie.’


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)