Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[4 december 1866
Van den Rijn (XXVIII)]

4 december 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 286.

Luxemburg: er bestond tussen Nederland en Luxemburg een personele unie doordat Willem III in het ene gebied koning in het andere groothertog was. Daarom had bij de toenemende rivaliteit tussen Bismarck en Napoleon III de internationale positie van Luxemburg ook voor Nederland een groot belang.

Van den Rijn, 1 december.

Men verneemt uit Wiesbaden, dat de onder het voorzitterschap van den bergwerkdirecteur dr. Brassert benoemde commissie met eenparigheid van stemmen besloten heeft, de pruissische wetgeving op mijn-ontginning en bergwerken geschikt te verklaren voor het Nassausche, zoodat een dienovereenkomstig ingekleed voorstel aan het ministerie van Koophandel zal worden aangeboden. - De onderhandelingen met den Hertog van Nassau over de domeinen van dien Vorst schijnen gevoerd te worden op den grondslag eener kapitalisatie van de gemiddelde inkomsten. Drie vijfde gedeelten van dat kapitaal zullen in landerijen en bosch worden afgestaan; voor het overschietende zal eene rente in geld worden betaald. Een Mainzer blad zegt hieromtrent: ‘Eene overeenkomst tusschen de pruissische schatkist en Hertog Adolf is niet moeijelijk te treffen, wanneer men de derde partij, de nassausche bevolking, van de onderhandelingen uitsluit. De vraag had niet alleen moeten zijn, hoe de gewezen Hertog schadeloos moet gesteld worden voor zijne domeinen, maar bovendien, en vooral, wat werkelijk domein was? Bij de behandeling dezer kwestie door Pruissen wordt men onwillekeurig gedrongen, zich het spreekwoord te herinneren, dat van breede riemen spreekt. Wat is er uitgerigt door al de bekwame, eerlijke, regtskundige mannen, die zich hadden voorgenomen, in deze zaak een woord medetespreken tot bescherming van de belangen des nassauschen volks? Het openstellen van het Park te Biberich is zeker eene groote weldaad, en de vreemdelingen, die deze voormalige residentie bezoeken, zullen waarschijnlijk doordrongen zijn van dankbaarheid voor de Regering te Berlijn; maar het nassausche volk had andere aanspraken te doen gelden, en die zijn jammerlijk uit het oog verloren.’ - Volgens de Kreuz-Zeitung, zou het voornemen bestaan, de pruissische strafwetgeving toepasselijk te verklaren op Frankfort, aangezien de daar bestaande wetten geen voldoenden waarborg schijnen opteleveren voor de beteugeling van zekere agitatie. Het Amtsblatt dier stad behelst overigens reeds nu eenige bepalingen, betreffende het regtswezen. De benoeming van regterlijke beambten zal door den Koning geschieden; het toelaten van advocaten en notarissen zal van den minister van Justitie uitgaan; eenige bevoegdheden van den voormaligen Senaat gaan op het hof van appèl over; het Obertribunal te Berlijn vormt het hof van cassatie. Vervolgens zijn dezer dagen bepalingen vastgesteld op de driejarig-vrijwillige dienst. De personen die zich daartoe aanmelden, mogen het wapen kiezen, waartoe zij willen behooren.

- Men verneemt uit Hanau, dat de militaire ligting aldaar geregeld en ordelijk plaats heeft. De opgeroepenen doortrekken, met bloemen en linten gesierd, de straten. Men kon in de stemming geen verschil bemerken met vorige ligtingen onder keurhessisch bestuur. De Mainzer-Beobachter, dit berigt uit pruissische bladen overnemende, drijft den spot met ‘het optimismus, dat zelfs uit de brooddronkenheid van beschonken jongelieden stof meent te mogen putten om den nieuwgeschapen toestand te verheerlijken. Wij hopen (gaat die courant voort), dat de pruissische politiek andere en betere bewijzen van tevredenheid moge inoogsten, dan het geschreeuw van miliciens, die hunne nieuwe loopbaan inwijden met onmatig gebruik van brandewijn. Ook onder het vorige bestuur bestond die zeer onbehoorlijke gewoonte; maar wij vernamen nooit, dat de keurvorstelijke Regering zulk straatrumoer durfde aanvoeren als een bewijs van algemeene tevredenheid. Niemand zou het ook als zoodanig hebben aangenomen; maar tegenwoordig, na Königgratz, schijnt alles veranderd te zijn.’

- Te Keulen wordt in de tuighuizen met bijzonderen ijver gewerkt, zelfs des zondags. Men schijnt voornamelijk bezig te zijn met het veranderen der affuiten van het vestinggeschut.

- Vijf personen van het 32ste landweer-regiment, die voor de hoofdschuldigen aan de oproerigheid van dat corps worden gehouden, zijn van Mainz naar Spandau overgebragt. Men zegt, dat zij in laatstgemelde vesting hunne straf zullen ondergaan. - Men verneemt, dat de heer Krupp, eigenaar van de reusachtige gietstaalfabriek te Essen, 10,000 th. heeft bijgedragen voor het opterigten invalidenfonds. - Volgens zekere berigten, zou er plan bestaan om den zetel van het limburger bisdom te verleggen naar Coblenz of Frankfort. - Men schrijft uit Hannover aan de Coblenzer-Zeitung: ‘Het is ons zeer goed bekend, dat de invoering van het dagbladzegel in Pruissen een gevolg was van bijzondere oorzaken, die thans niet meer bestaan, en gelooven daarom, des te meer geregtigd te zijn tot den wensch, verschoond te mogen blijven van dezen last, die bijzonder drukt op beschaving en intelligentie. Wel kunnen wij billijkerwijze niet verwachten, bij uitzondering bevrijd te blijven van een euvel, waaronder de oud-pruissische provincien bij voortduring gebukt gaan; maar wij meenen, in het belang van ontwikkeling en welvaart, te mogen hopen, dat deze belasting overal zal worden afgeschaft.’ Andere Rijnsche bladen behelzen over dat onderwerp het volgende: ‘Daar de president der Tweede Kamer onlangs de pers uitdrukkelijk heeft uitgenoodigd, de discussien over het budjet uitvoerig medetedeelen, vinden wij het niet ongepast, te herinneren, dat juist de Volksvertegenwoordiging, nu 14 jaren geleden, de zegelbelasting op dagbladen weder heeft goedgekeurd, en daardoor een groot bezwaar heeft verbonden aan de openbaarmaking harer eigene werkzaamheden en de deelneming des volks aan de publieke zaak. Zoo dikwijls eene courant van middelmatig debiet een half vel moet vul-len met het verslag der werkzaamheden van de Tweede Kamer, heeft zij voor die daad van patriotismus, behalve de kosten voor papier, redactie, zetten, drukken en verzenden, nog bovendien, in de gedaante der zegelbelasting, als het ware eene boete van circa 10 th. te storten. Met het oog op den gunstigen toestand der financiën (men spreekt van een overschot van 100 millioen th.), zou het waarlijk tijd worden, eens te denken aan de afschaffing dezer belasting, zoo belemmerend voor de ontwikkeling van burgerzin en beschaving.’

- Overal ziet men nieuwe kaarten van Duitschland, van Pruissen, enz. te koop aangekondigd. Op de meeste daarvan (misschien op alle) staat het Groothertogdom Luxemburg binnen de grenzen van het Noordduitsch-Verbond.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)