Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[24 november 1866
Van den Rijn (XXVI)]

24 november 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 278. Daar deze bijdrage eender gedateerd is als de vorige, zullen beide deel zijn geweest van dezelfde inzending.

vrede van Tilsit: het dictaat van Napoleon, 8 juli 1808, waarbij Pruisen afstand moest doen van alle gebieden ten westen van de Elbe.

slag bij Jena: overwinning van Napoleon in de Vierde Coalitie-oorlog tegen Pruisen en Rusland, 14 oktober 1806.

slag van Belle-Alliance: duitse benaming van de slag bij Waterloo, 18 juni 1815, de nederlaag van Napoleon na zijn ‘honderd dagen’.

Van den Rijn, 20 November.

De sterkte van het garnizoen der vesting Mainz, op den voet van vrede, schijnt nu vastgesteld te zijn op 6036 man infanterie, 296 man kavallerie, 1130 man veld- en vestingartillerie en 533 pioniers. De staven en niet-combattanten daarbij gerekend, zal dit omstreeks 8100 man bedragen. - Men schrijft uit Darmstadt: ‘De dagbladen houden zich bezig met het berekenen der schade, die de oorlog ons [Groothertogdom Hessen] heeft toegebracht, en stellen die op vijftien millioen gulden. Maar wij beweren, dat de som hooger is. Men heeft namelijk verzuimd, te letten op de aan Pruissen afgestane rijke domeinen in het zoogenaamde achterland, welker bosschen één zevende deel uitmaken van de geheele hessische houtvesterij; voorts, op de betrekkelijke vermeerdering van de staatsschuld door vermindering van ingezetenen; op de kosten tot pensionering van een groot aantal hoogere en lagere officieren vóór en na den oorlog; op het onderhoud der invaliden, en, eindelijk, op de vergoedingen van de door den oorlog hier en daar geleden schade. Indien men dit alles bijeentelt, zal het cijfer der geleden nadeelen eer boven dan beneden de twintig millioen gulden moeten geschat worden. Voor dit bedrag hadden wij al de spoorwegen kunnen laten leggen, waaraan wij zoo groote behoefte hebben.’

- De Rijnsche bladen bestrijden, in navolging van de National-Zeitung, het hier en daar geopperde denkbeeld, dat de vrijheid eens volks in omgekeerde rede zou staan tot de kracht der Regering en den buitenlandschen invloed van een Staat. Er was door sommigen opgemerkt, dat de vrijzinnigste hervormingen in Pruissen plaats hadden na den vrede van Tilsit, en dat de slag van Belle-Alliance het sein gaf tot reactie. ‘Maar (zeggen die bladen), dat is, alsof men het vaderland elke twintig jaren eene Jenasche nederlaag toewenschte, en alsof het toppunt van volksgeluk niet te bereiken was dan langs den weg der diepste vernedering. Noch de groote Keurvorst, noch Pruissens eerste Koning, noch diens zoon, de groote Frederik, hadden een Jena noodig om aan hervormingen te denken.’ De bedoelde bladen betoogen voorts, dat niet buitenlandsche voorspoed de regten eens volks verkort, maar dat, juist omgekeerd, de eerbiediging van die regten kracht uitoefent naar buiten. Eene Mainzer courant voegt hierbij, dat alles afhangt van de wijze, waarop een volk zijne regten weet te doen gelden; dat zwakheid en despotismus misschien even na verwant zijn als heerschzucht en overmoed; dat de uit de geschiedenis aangehaalde voorbeelden veelal de juiste onderscheiding missen tusschen daarna en daarom.’ - Vele couranten bespreken het door den minister van Financien ingediende wets-ontwerp tot het beschikbaarstellen van 1½ millioen th. voor dotatie van generaals. Sommige zijn van oordeel, dat de leniging van vele rampen in lagere kringen zulke mildheid zou behooren vooraftegaan, of althans te vergezellen.

- Men schrijft uit Fulda: ‘De paters Jezuiten Roh, von Melem en Boys zijn door onzen bisschop ontboden om hier eene zoogenaamde missie te openen. Gedurende veertien dagen zal dagelijks driemaal gepredikt worden, even als in 1851 geschiedde. Het is te hopen, dat de aanstaande missie minder treurige gevolgen moge hebben, dan die van genoemd jaar. Velen vervielen in buitensporige geestvervoering, tot waanzin toe. In de gezinnen ontstond tweedragt; veler huiselijk geluk bleef sedert dat jaar verstoord. Men verneemt, dat, na afloop dezer missie, drie paters Franciscanen in de nabuurschap eene nieuwe zending zullen aanvangen. Wij begrijpen niet, waarom onze bisschop, tot voorziening in de geestelijke behoeften, zoo veel vreemde hulp inroept.’

- Aan het Frankfurter-Journal wordt uit Schmalkalden geschreven: ‘Het schijnt, dat het verbrokkelen van ons landje nog geen einde neemt. Nu vernemen wij, dat Barchfeld, Herrenbreitungen en nog meer plaatsen in het vruchtbaarst district onzer voormalige heerlijkheid zullen worden afgestaan aan Meiningen. Er heerscht in vele streken eene schrikwekkende armoede.

- Men verneemt uit Dusseldorp, dat de bekende heer Classen-Kappelmann veroordeeld is tot eene boete van 25 th., voor zeker artikel in de Rheiniscke-Zeitung over de Frankforter oorlogs-contributie. De redactie dier courant is echter vrijgesproken, alsmede dr. Becker, die wegens een dergelijk geval teregtstond.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)