Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[17 juli 1866
Van den Rijn (II)]

17 juli 1866

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Haarlemsche Courant, no. 166.

Van den Rijn, 15 Julij.

In het te Coblenz verschijnende Tageblatt leest men het volgende verhaal, afkomstig van een zich noemend oor- en ooggetuige: ‘Toen onze Koning (in de tweede helft der maand Junij) afscheid nam van Prins Frederik Karel, zeide Z.M. onder anderen, met tranen in de oogen:‘Ik ben een oud man, een man van bijna zeventig jaren; hoe zou ik er dan nog aan kunnen denken, oorlog te voeren? Ik verlang niets liever dan, bij mijnen dood, den vrede natelaten aan mijn volk. Ook weet ik, dat ik het voor God en voor mijn geweten verantwoorden moet. Voor God kan ik het betuigen, ik heb gedaan wat ik kon; den Keizer heb ik gebeden, gebeden, zoo dringend als het slechts mogelijk is, te bidden. Ook verlang ik geen voetbreed uitbreiding van grondgebied. Alles wil ik toegeven wat overeengebragt kan worden met Pruissens eer. Veel heb ik aangeboden; doch zij willen nu eenmaal den oorlog; zij willen, dat alles weder worden zal gelijk het vóór den Zevenjarigen-oorlog geweest is, en dat gaat toch inderdaad niet aan; dan zou Pruissen niets meer te beteekenen hebben’. Daarop wendde de Koning zich tot Prins Frederik Karel, omhelsde hem en zeide: ‘Karel! Reeds eenmaal (bij het bestormen der Duppeler-schansen) is u eene taak opgedragen geworden, en destijds hebt gij u daarvan loffelijk gekweten; thans wordt u eene veel zwaardere taak toevertrouwd.’ Bij deze woorden stonden ook Prins Frederik Karel de tranen in de oogen. De Koning voer voort: ‘Goddank, ja, het leger is in een goeden staat; doch, of wij de overwinning behalen zullen, dit is in de hand des Heeren. Indien de Heer niet helpt, is alles toch vergeefsch. Ook willen wij niet overmoedig zijn, indien de Heer ons de overwinning schenkt.’

Volgens nadere berigten uit Weenen, heeft de Keizer, in antwoord op eene toespraak van den burgemeester der hoofdstad, stellig beloofd, dat Weenen in geen geval blootgesteld zal worden aan een beleg, en dat de aangelegde vestingwerken aan het bruggenhoofd van den Donau alleen moeten dienen om den overgang over die rivier te belemmeren. - Bovendien heeft de Keizer verordend, dat in het arsenaal ten spoedigste de noodige geweren met culas-lading in gereedheid zullen worden gebragt, om te dienen als wapen voor de infanterie van het Noorder-leger.

Prinses Lodewijk van Hessen, dochter van Koningin Victoria, is, in den nacht van den 10den op den 11den, te Darmstadt voorspoedig en voor de derde maal bevallen van eene dochter.


Uit: Volledige Werken. Deel 11. Brieven en dokumenten uit de jaren 1862-1866, (1977)