Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[26 augustus 1868
Van den Rijn (LVIII)]

26 augustus 1868

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Woensdagsche Haarlemsche Courant, no. 201. (M.M.)

Van den Rijn, 24 Augustus.

In brieven van Hannoveranen aan hunne te Hildesheim wonende betrekkingen wordt gemeld, dat de commandant van het zoogenaamde Welfsche legioen in Frankrijk, de kapitein von Düring, een ‘eigenhandigen’ brief van den (blinden) Koning George zou hebben ontvangen, waarin de uitgeweken officieren en manschappen worden opgewekt om ‘nog een korten tijd standvastigheid te toonen’, daar alle uitzigt bestaat, dat weldra hulp zal opdagen, welke dien gewezen Souverein in staat zal stellen, eerlang weder bezit van zijn verloren Koningrijk te nemen.

- Men schrijft uit Darmstadt: ‘Het was tot heden zeer twijfelachtig, hoe de zaak der tractementsverhooging van officieren, waarop door het Kabinet te Berlijn zoo ernstig was aangedrongen, zou worden behandeld, nadat de te dien einde voor 1868 benoodigde fondsen door de twee takken der Volksvertegenwoordiging geweigerd waren geworden. Thans verneemt men, dat er een Kabinetsraad gehouden is, waaraan ook de minister van Oorlog, als betrokken partij, deelgenomen heeft, en waarin besloten is, voor het loopende jaar niet verder op die vermeerdering van uitgaven aantedringen. Ook de behandeling van de wetten op militaire pensioenen zal verschoven worden, en men heeft alzoo van eene buitengewone bijeenroeping der Kamers afgezien. De bedoelde zaken zullen derhalve een gedeelte uitmaken van de werkzaamheden, die de Vertegenwoordiging in hare eerstvolgende bijeenkomst wachten. Het is echter te voorzien, dat de uitslag niet gunstiger dan ditmaal zal uitvallen, èn omdat geene nieuwe verkiezingen voor de deur staan, èn omdat men reeds weet, dat ook de nieuwe pensioenwet de goedkeuring der financiële commissie niet heeft mogen wegdragen. Hoe de minister van Oorlog, die op aandrang van Pruissen benoemd is, speciaal om deze zaken in den geest van het Berlijnsche Kabinet doortedrijven, zich zal verantwoorden wegens het verleende uitstel, blijft velen een raadsel, tenzij men hem, met het oog op den verklaarden onwil der hessische Volksvertegenwoordiging, om, onder buitenlandsche pressie, de belastingen der ingezetenen te verhoogen, vergund hebbe, eenigermate aftewijken van de aanvankelijk voorgeschreven strengheid. Doch in dat geval heeft des ministers benoeming ad hoc geen zin. Het niet-doordrijven van de pruissische eischen, waarop het dan nu toch ten slotte schijnt nedertekomen, had met minder moeite bereikt kunnen worden.’

- Men verneemt, dat de door de hessische Regering uitgeschreven leening van één millioen gulden, tegen den cours van 102¼ percent, rentende 5 ten honderd, aan den bankier Rothschild, in vereeniging met de Darmstadtsche Bank, is toegewezen. - Blijkens een in het hessische regeringsblad opgenomen besluit, is de gijzeling voor schulden in de aan den linkeroever van de Main gelegen provinciën, afgeschaft. - Men verneemt uit Mexico, dat zekere heer Sleicher, Darmstadter van geboorte, aan de Concho-rivier eene stad heeft gesticht, waaraan hij den naam van Bismarck gegeven heeft. Volgens door dien heer aan zijne betrekkingen medegedeelde berigten, gaat die nieuwe vestiging een snellen wasdom tegemoet, daar de landstreek, waarin zij gelegen is, buitengewoon vruchtbaar is. De kanselier van het Noordduitsch-Verbond zou, volgens die berigten, zoowel in Noord- als in Zuid-America zeer populair wezen; hetgeen o.a. reeds hieruit blijkt, dat ook in den Staat Missouri eene stad naar hem genoemd is.

- Uit Karlsruhe wordt zeker door de Allgemeine-Zeitung medegedeeld gerucht, als zou van de fransche zijde het betreden van den linker-Rijnoever door badensche militairen verboden zijn, tegengesproken. Volgens de Karlsruher-Zeitung is die vergunning niet gevraagd. Ook bevindt zich tegenwoordig het grootste gedeelte der badensche genie-officieren en manschappen te Coblenz, om aldaar aan de manoeuvres der vereenigde pruissische en hessische troepen deeltenemen. De oefeningen in het opslaan van bruggen over den Rijn, in de nabijheid van Rastadt, hebben dit jaar op de gewone wijze plaats gevonden, zonder dat dit tot eenige internationale verwikkeling aanleiding heeft gegeven.

- Een correspondent der Kölnische-Zeitung schrijft uit Wiesbaden, dat de voorspellingen, als zou die stad na de inlijving haren ondergang met rassche schreden tegemoetgaan, tot heden nog niet vervuld zijn. ‘Het beste bewijs daarvan (zegt hij) is de vermeerdering van het aantal inwoners, 't welk sedert 1866 met 4800 is vermeerderd en nu 30,000 bedraagt; ook de waarde van huizen en grond is buitenge-woon, ja, zelfs hier en daar tot het dubbele verhoogd. Men verwacht evenwel, dat deze prijzen zich niet zullen kunnen staande houden. Een nabij Mühlheim, aan de Roer, gelegen kruidmagazijn is op den 19den dezer in de lucht gevlogen. Ofschoon het meer dan 30 centenaars kruid bevatte, heeft men geene menschenlevens te betreuren: De oorzaak der ontploffing is onbekend.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)