Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[15 april 1869
Van den Rijn (XXXVI)]

15 april 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Donderdagsche Haarlemsche Courant, no. 88. (M.M.)

Van den Rijn, 13 April.

Uit Frankfort wordt aan de Kölnische-Volkszeitung het volgende geschreven omtrent de duitsche vrijwilligers van den Paus: ‘Het plan om een uit vrijwilligers bestaand duitsch regiment opterigten kan alleen dan uitgevoerd worden, wanneer de katholieke adel van Duitschland en alle katholieke vereenigingen ter bevordering van de onderneming de handen ineenslaan. De zaak moet ook van de praktische zijde aangegrepen worden. Naar aanleiding van een voor ons liggenden brief van de generaal Kanzler, willen wij eenige wenken geven. De wervingen voor het pauselijk leger zijn op dit oogenblik geheel gestaakt; het rekruten-depôt te St. Louis, bij Basel, is opgeheven. Daarentegen zal een depôt worden opgerigt aan de zwitsersche grenzen, te Pontarlier. Ook is het expeditie-depôt voor pauselijke vrijwilligers te Marseille, onder den overste Epp, nog steeds geopend. De generaal Kanzler wenscht, dat door de katholieke vereenigingen van Duitschland knappe jongelieden naar die depôts worden gezonden, het liefst naar dat te Marseille. Daar moeten zij zich schriftelijk voor drie jaren verbinden en worden dan naar Rome overgebragt. “Het gewigtigste daarbij is (schrijft de generaal) niet, dat men vele jongelieden zendt, maar dappere, zelfstandige, welgezinde jongelingen; voorts, dat men niet verzuimt, de vergunning te vragen van de betrokken Regering. Geschiedt dit laatste niet - wat ongelukkigerwijze tot dus ver slechts al te dikwijls gebeurde - dan worden wij te Rome door de diplomatieke vertegenwoordigers met reclames dier Regeringen lastig gevallen, welke, ten nadeele der pauselijke financien, het verlies dier lieden, dikwijls na een zeer korten diensttijd, ten gevolge hebben.”’

- Men meldt uit Bern, dat het eedgenootschappelijk militaire departement het rapport over zijn beheer gedurende het jaar 1868 openbaar heeft gemaakt. Naar luid van dat verslag, telde het zwitsersche leger op 31 December van het vorige jaar 200,020 man, waarvan 85,138 in werkelijke dienst, 50,559 bij de reserve en 64,323 bij de landweer. Naar de verschillende wapens waren zij verdeeld als volgt: 2044 manschappen der genie, 868 pontonniers, 451 guides, 4070 dragonders, 14,116 scherpschutters en 160,336 infanteristen. Met inbegrip van 15,000 Peabody-geweren, waren op den laatsten December ll. 126,993 geweren voorhanden. De gewone uitgaven voor de krijgsmagt hebben in 1868 2,300,000 fr. bedragen, - de buitengewone 140,000 fr. De uitgaven voor militaire aangelegenheden der afzonderlijke kantons zijn in die begrooting niet medegerekend.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)