Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[18 maart 1869
Van den Rijn (XXIV)]

18 maart 1869

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Donderdagsche Haarlemsche Courant, no. 66. (M.M.)

Van den Rijn, 16 Maart.

De Kölnische-Zeitung bevestigt het reeds van andere zijden vermelde berigt, dat de ‘naamlooze vennootschap,’ die de staatsspoorwegen in Nederland exploiteert en onder anderen ook ‘den zoogenaamden Luik-Limburger-spoorweg, van Ans over Hasselt naar de nederlandsche grenzen,’ dien laatsten weg aan de fransche Ooster-Spoorweg-Maatschappij heeft overgedragen. Zij voegt daarbij, dat die Maatschappij als voorwaarden heeft bedongen, dat zij hare wagens ‘tot Rotterdam’ zou mogen laten doorrijden, en dat de helft van het gebouw der spoorweg-station aldaar aan haar zou worden afgestaan, waar zij haar personeel zou aanstellen en een fransch bureau voor het afgeven der biljetten en het verzenden van goederen zou oprigten.

- Volgens eene opgaaf der Neue Allgemeine-Zeitung, zijn in den laatsten tijd niet minder dan 33 vlugschriften verschenen, welke het opwekken van agitatien in Hannover en Hessen, ten voordeele der onttroonde Vorsten van die landen, ten doel hebben, en waarvan door de agenten van die gewezen Souvereinen vele balen zouden zijn ingevoerd.

- De pruissische minister van Handel en Nijverheid heeft last gegeven tot het aanvangen der voorbereidende werkzaamheden, ter voortzetting van den ijzeren spoorweg van Emden naar Norden. Tevens verwacht men, dat eerstdaags het oude plan, om een spoorweg te leggen van Emden over Aurich naar Lande, weder zal worden opgevat.

- In een correspondentie-artikel wordt aan de Kölnische-Zeitung medegedeeld, dat hoogst waarschijnlijk het handelsverdrag tusschen Pruissen en Zwitserland weldra tot stand zal komen. Het vroeger medegedeelde berigt, 't welk voornamelijk door zuidduitsche bladen verspreid werd, alsof de bijeenkomst der ministers von Hohenlohe en von Varnbühler te Nordlingen het sluiten van een handelsverdrag van Zwitserland met ‘de Tolvereeniging’ zou ten doel gehad hebben, schijnt van allen grond ontbloot te zijn.


Uit: Volledige Werken. Deel 13. Brieven en dokumenten uit de jaren 1868-1869, (1980)