Multatuli.online

Artikelen in Volledige Werken

[20 augustus 1867
Van den Rijn (LIV)]

20 augustus 1867

Bijdrage van Multatuli in de Opregte Dingsdagsche Haarlemsche Courant, no. 195.

Van den Rijn, 17 Augustus.

Men schrijft uit Wiesbaden: ‘Gisteren zijn hier de benoemingen bij de regterlijke magt bekend geworden, welke een gevolg zijn van de nieuwe indeeling onzer jurisdictie. Deze is zamengesteld uit het voormalige Nassau, het Hessen-Homburgsche, en die deelen van Hessen-Darmstadt, welke op Pruissen zijn overgegaan. De hoofdonderdeelen zijn: Dillenburg, Limburg a/d Lahn en Wiesbaden. De benoemde regterlijke ambtenaren, nagenoeg honderd, behooren (op ééne enkele uitzondering na) te huis in de streken, waar zij geplaatst zijn. Juist omgekeerd heeft men gehandeld ten aanzien der administrative benoemingen, daar (alsmede met ééne uitzondering) alle landraden geboren Pruissen zijn. Onder die ambtenaren blijven de nassausche beambten als vroeger hunne functien vervullen, zoodat eigenlijk de landraden te beschouwen zijn als iets geheel overtolligs, waardoor de loop der zaken, thans reeds traag, niet zal versneld worden. Als bewijs van de overbodigheid der nieuwbenoemden wordt aangevoerd, dat een der landraden in het Westerwald verblijf zal houden te Coblenz.’ De berigtgever betreurt het voorts, dat zoo vele leden der regterlijke magt onder de voormalige nassausche Regering, uit tegenzin om Pruissen te dienen, hun pensioen hebben gevraagd, waardoor (volgens zijn oordeel) vele goede krachten verloren gegaan zijn. - Den 12den heeft te Wiesbaden eene vergadering plaats gehad om te beraadslagen over de verkiezingen voor het Parlement. De voorzitter, de heer von Eck, gewezen lid der nassausche Eerste Kamer, betoogde het belang der zaak, en daarna werd door eenige leden de candidatuur van dr. Braun voorgesteld. Deze verklaarde zich bereid tot het aannemen van een mandaat, en gaf een uitvoerig overzigt zijner politieke meeningen zoowel op staatkundig, als op staathuishoudelijk en financieel gebied. Hij verklaarde zich tegen verhooging der belastingen, doch voor nuttige hervormingen, waaronder hij o.a. rekende: het verlagen en vereenvoudigen der toltarieven. De redenaar gispte met groote vrijmoedigheid eenige misgrepen der pruissische Regering. - Het Frankfurter-Journal beweert, uit goede bronnen te weten, dat Prins Nikolaas van Nassau, in naam des Hertogs, heeft geprotesteerd tegen het inbezitnemen der hertogelijke paleizen en kasteelen.

- In eene te Keulen belegde vergadering van kleermakersknechts, waarbij men zich ten doel stelde, eene algemeene kleedermakersvereeniging in het leven te roepen, is eenstemmig afgekeurd het streven van de Parijsche en Londensche werklieden, om door staking van arbeid hooger loon te bedingen. Het eenige middel tot ware lotsverbetering zou, volgens een in die vergadering genomen besluit, bestaan in het stichten eener algemeene verzekeringskas, uit welker winsten de werklieden eene eigene fabriek zouden kunnen oprigten. Uit Hamburg, Kassel en Hannover zouden reeds toezeggingen van medewerking ontvangen zijn. Het vervaardigen van kleedingstukken in gevangenissen werd voor nadeelig en onbillijk gehouden. Voorts werd besloten, een ziekenfonds opterigten. - Ook te Keulen hebben aanhoudend kies-vergaderingen plaats. In eene daarvan is de heer F. Pauli tot candidaat gekozen, en wel op voorstel van den gewezen Afgevaardigde Weygold, die, uithoofde van vele andere betrekkingen (waaronder die van Afgevaardigde in de pruissische Tweede Kamer), voor de candidatuur heeft bedankt. De heer Pauli zeide, een tegenstander van nieuwe belastingen te zijn, tenzij daarmede eene evenredige vermindering van andere lasten gepaard ging.

- Men schrijft uit het Wupperthal, dat de conservativen en gematigd-liberalen hunne keuze van een Afgevaardigde voor het aanstaande Parlement gemeenschappelijk gevestigd hebben op den heer von Sybel, die de candidatuur heeft aangenomen. De oorzaak dezer verbroedering ligt in de vrees, dat men het onderspit delven zal tegen de radicalen, wier candidaat bij de verkiezingen des vorigen jaars heeft gezegevierd door de verdeeldheid der tegenstanders.

- Men verneemt, dat de heer Krupp het in zijne fabriek te Essen gegoten reusachtige kanon, dat op de wereldtentoonstelling algemeene bewondering opwekt, den Koning van Pruissen ten geschenke heeft aangeboden. Z.M. heeft dat geschenk in dank aanvaard, en bepaald, dat het kanon zal worden bestemd voor de kustverdediging.


Uit: Volledige Werken. Deel 12. Brieven en dokumenten uit de jaren 1867-1868, (1979)