Multatuli-Commissie

Tijdens m.'s leven werden diverse oproepen tot steun aan hem en zijn gezin gedaan. Een aantal malen werd hiertoe een commissie in het leven geroepen.

1. 1860: initiatief voor een *Nationale Inschrijving.

2. 1866: initiatief van *J. van Vloten, *R.J.A. Kallenberg van den Bosch, *T.C.F. van der Valk en *C. Busken Huet om Tine en de kinderen financieel te steunen. Eind mei wordt een circulaire verspreid, waarin de ondertekenaars (in bewoordingen die m. kwetsend achtte) een beroep doen op de lezers voor een jaarlijkse bijdrage (vw xi, p. 602-604). Uit dit fonds verkreeg Tine via *Potgieter tot haar dood toelagen.

3. 1870: op initiatief van *Van Gennep wordt na een oproep in de nrc van 4 oktober 1870, een commissie gevormd. Naast Van Gennep nemen hierin zitting: *H.P.G. Quack, *Th.J. Stieltjes, *A.C. Wertheim en *J.H.C. Kern. Op 13 november plaatst de commissie een oproep in de nrc, waarin zij een beroep doet op de ‘Landgenoten’ tot steun aan m. (vw xiv, p. 232-233; *Zaanlandsche Courant). m. voelt zich verraden door de reacties van Kern en Van Gennep (vw xiv, p. 273 e.v.) en neemt deze ‘Oproepingen’ op in Idee 1034, vw vi, p. 336-340). De erven *J. van Lennep geven te kennen de opbrengst van het kopijrecht van de Max Havelaar in het fonds te willen storten (bericht in het Algemeen Handelsblad van 20 december 1870; vw xiv, p. 275); de commissie meent dat dit bedrag rechtstreeks aan m. moet toegekend worden (brief van Wertheim aan m. d.d. 9 januari 1871, vw xiv, p. 352). Op 19 januari geeft de commissie per advertentie te kennnen dat zij haar taak neerlegt (vw xiv, p. 385), op 21 januari laat Kern eveneens per advertentie weten dat dit bericht onjuist is (vw xiv, p. 390). Op 29 januari volgt een verklaring waarin de opheffing van de commissie een feit is (vw xiv, p. 411). Men geeft aan dat het ontvangen geld, zo'n f 8000,-, ‘overeenkomstig het doel, omschreven in de oproeping van 3 oktober 1870’ besteed zal worden (vw xiv, p. 448). Op 18 september 1872 voelt m. zich genoodzaakt per advertentie te berichten dat hij nooit een bijdrage van het fonds geaccepteerd heeft (vw xv, p. 352). Een deel van het geld komt eind 1873 via *Van Plettenberg toch bij m. en Mimi terecht, die het gebruiken voor de verpleging van *Theo Op de Coul. Wat er met de rest van het bedrag gebeurd is, is niet bekend. Vermoedelijk heeft Van Plettenberg een gedeelte van het geld geïnvesteerd in de uitgaven van Over Specialiteiten en Nog-eens: Vrye Arbeid (vw xiv, p. 304).

Eind 1870 verschijnt een oproep van *Q in de Arnhemsche Courant, waarin gevraagd wordt Tine en de kinderen financieel bij te staan. *J. van Vloten reageert hierop in de Arnhemsche Courant van 13 december 1870 (vw xiv, p. 267-268); hij wijst Q. op het nog steeds bestaande fonds (*Multatuli-commissie 2.) dat wel aanvulling kan gebruiken.

3a. Bovengenoemde oproep van Van Gennep bereikt ook Indië. Daar wordt, op initiatief van Philadelphus (ps. van Anton Boelen), in de Java-bode een oproep tot steun geplaatst (19 november 1870, vw xiv, p. 238). Nog datzelfde jaar ontvangt m. f 250, - (vw xiv, p. 268) van dit Indische Multatuli-Comité.

4. 1882: initiatief voor een *Huldeblijk aan Multatuli.

5. In 1910 werd herdacht dat vijftig jaar geleden de Max Havelaar was verschenen. Daartoe werd een ‘Commissie ter huldiging van Multatuli's nagedachtenis’ gevormd, onder voorzitterschap van *J.N. van Hall. In de commissie hadden verder onder meer zitting: S. Kalff, J.G. Götze, C.Th. van Deventer, B. Damme, *F. Domela Nieuwenhuis, C.R. Bakhuizen van den Brink, Frans Bastiaanse, *F. van der Goes en *F.M. Wibaut. Enkele leden trokken zich tijdens de voorbereidingen terug. Op 7 mei 1910 werd de ‘Multatuli-dag’ gehouden met een tentoonstelling van multatuliana en een voorstelling van *Aleid (*Edu). De plannen voor de herdenking vormden onderwerp van discussie in verschillende kranten, bijvoorbeeld Het Bataviaasch Handelsblad, Het Koloniaal Weekblad en de nrc.

Een deel van de tentoongestelde multatuliana bleef bijeen en werd beheerd door de in dat jaar opgerichte vereniging Het Multatuli-Museum (*Multatuli-Museum), o.l.v. P.J.A. Meersmans. Het batig saldo van die dag werd gestort in het *Max-Havelaarfonds.

(Lit. Gé Nabrink, ‘Rumoer rond de Max-Havelaarherdenking 1910’, in: Over Multatuli, 1985, nr. 14, p. 42-61 en nr. 15, p. 29-44; Atte Jongstra, De Multatulianen, 1985, p. 132 e.v.).