Goes, Frank van der-

1859-1939, Nederlands socioloog en letterkundige, medeoprichter van De Nieuwe Gids (1885). In 1886 schreef hij n.a.v. de veroordeling van *Domela Nieuwenhuis, de brochure Majesteitsschennis, waarvoor hij als verzekeraar ‘van de Beurs gedrongen’ werd (cf. brief van F. van Eeden aan m. d.d. 23 juni 1886, vw xxiii, p. 618). In 1889 werd hij socialist, in 1894 was hij één van de geestelijke vaders van de sdap.

In 1888 ageerde Van der Goes in De Nieuwe Gids tegen Eduard Douwes Dekker (Multatuli). Eene Ziektegeschiedenis van *Th. Swart Abrahamsz; n.a.v. het verschijnen van het laatste deel van de *Brieven van Multatuli (1890-1896), verscheen in De Nieuwe Tijd (1896-1897) zijn artikel ‘Multatuli over socialisme’ (opgenomen in de bundel Uit het werk van Frank van der Goes, Amsterdam, 1939, p. 92-138). Hierin schrijft hij dat m. de Lassalle van Nederland had kunnen zijn ‘aan het hoofd van een gesloten en doelbewuste menigte’. Thans, aldus Van der Goes, vervult hij ‘de rol van patroon van wijsneuzen en frazeurs en groene hemelbestormers, of hij is de medeplichtige van de reactie’. Hij schrijft verder dat m. zich richtte op een ‘verbeterd kapitalisme’ en dat hij zelf had aangegeven anti-socialist te zijn.

In zijn herdenkingsartikel ‘Eenige opmerkingen bij Multatuli's toosten gedenkdag’ (Socialistische Gids, 1920) schrijft hij dat m. zowel de liberalen als de conservatieven tegen zich in het harnas joeg. Over m.'s invloed op de politiek schrijft hij: ‘Hij had de leider moeten zijn van de socialistische beweging, maar hij wilde gezagvoerder wezen. Wij weten echter, dat zoo niet de leiding, dan toch zeker het voorbeeld van m. in de jonge Nederlandsche arbeidersbeweging machtig heeft gewerkt. Wat in hem voor de praktische politiek mag zijn verloren gegaan, is vele malen vergoed door de bezieling, die bij hen is uitgegaan van den held en van den dichter.’. De kunstenaar m. komt op de tweede plaats, na Conrad Busken Huet, aldus Van der Goes.

Verder schreef Van der Goes nog een recensie van Vorstenschool, getiteld ‘De opleiding van toneelspelers’ in De Nieuwe Gids (1 juni 1890) en was hij in 1882 betrokken bij het *Huldeblijk.