Aleid. Twee fragmenten uit een onafgewerkt Blyspel van Multatuli

onder deze titel werd het onvoltooide toneelstuk van m. in 1891 uitgegeven door Mimi Douwes Dekker-Hamminck Schepel bij W. Versluys te Amsterdam (vw vii, p. 638 e.v.). Het moet geschreven zijn tussen oktober 1872 en december 1876. Aanvankelijk was m. positief over zijn voornemen een blijspel te gaan schrijven, maar dit bleek allengs een uiterst moeizame opgave. Op 11 maart 1873 schrijft hij aan J.N. van Hall:

‘Verbeeld u, ik ben m'n uitgever [Funke] 'n Blyspel schuldig. En ik kan maar niet beginnen: ik durf niet! Dit is de zuivere waarheid. Nu moet men daarby weten dat de “comédies” (????) van Molière my niet bevallen. V.d. Berg's “Neven” ook niet. En ik zie tot nog toe geen kans de dingen die me daarin niet aanstaan, beter te maken of te vermyden. Daarom kan ik in waarheid zeggen dat ik niet durf.’ (vw xv, p. 671)

Aan C. Vosmaer schrijft hij dat het werk bemoeilijkt wordt doordat het genre van het blijspel in Nederland niet bestaat:

‘We hebben geen tweeden persoon. We loopen de kamers niet in en uit, en ook de huizen niet. We hebben geen vocatief voor ongetrouwde dames. (...) Er zou, meen ik, voor ons hollanders, een heel nieuw genre moeten geschapen worden, en dat genre kan ik niet vinden. 't Moet toch kunnen, dunkt me. Ik zoek als jaren!’ (wsch. begin 1874, vw xvi, p. 419)

In de zomer van 1876 voegt hij aan deze belemmerende factor nog toe dat het Nederlandse publiek, dat in een oorspronkelijk stuk ‘geen verschil weet te maken tusschen straat of salonwaarheid en artistieke waarheid’, voltooiing van het stuk bemoeilijkt en dat ‘de V. Vlotens’ (*J. van Vloten) zijn stemming om te schrijven hebben bedorven (brief aan P.A. Tiele d.d. 14 juli 1876, vw xviii, p. 413)

Het onderwerp wordt ook regelmatig ter sprake gebracht in brieven aan G.L. Funke (o.a. in een brief van 18 maart 1873, vw xv, p. 684) en aan *Le Gras en J. Haspels, die het stuk zouden gaan opvoeren. In 1875 verneemt m. van uitgever J. Waltman Jr. dat het stuk klaar zou zijn (cf. brief aan Waltman Jr. d.d. 15 september 1875, vw xviii, p. 35). Op 10 januari 1877 verschijnt er zelfs een bericht in de Nederlandsche Kunstbode waarin wordt aangekondigd dat het blijspel waarschijnlijk op korte termijn ‘ter opvoering gereed’ zal zijn (vw xviii, p. 620). Hoe men aan dit bericht komt, weet ook Mimi niet (brief aan A.C. Loffelt d.d. 17 maart 1877, vw xviii, p. 647-648).

De fragmenten werden in 1891 door Haspels ten tonele gebracht; later werden ze nog opgevoerd door het Rotterdamsch Tooneel (1907) en op de Multatuli-herdenkingsdag van 7 mei 1910, met Alida Tartaud in de titelrol.

Een diplomatische uitgave van m.'s manuscript werd verzorgd door H.H.J. de Leeuwe in Multatuli, het drama en het toneel (Amsterdam, 1949, p. 281-326).