Multatuli.online

Toelichting De bruid daarboven, 1864

'De bruid daarboven' werd aanvankelijk geschreven te Padang, waarschijnlijk in de laatste maanden van 1843 en de eerste van 1844; de titel luidde toen De eerloze. Deze oudste versie is niet bekend.

 

Op 15 november 1851 zond Douwes Dekker vanuit Menado een wellicht omgewerkte kopij naar de uitgever A.C. Kruseman te Haarlem, met de bedoeling dit stuk onder eigen naam te laten verschijnen. De titel was gewijzigd in De hemelbruid. Ook deze tweede versie is niet bekend.

 

In september 1859 nam Dekker dit stuk opnieuw ter hand, en in de hoop dat het zou worden opgevoerd, bood hij op 14 september 1859 de Amsterdamse toneeldirecteur J.E. de Vries een ingebonden afschrift aan. De titel luidde toen De bruid daarboven, en de auteursnaam ‘Multatuli’, aangezien Dekker meende dat openlijke bemoeiingen met het toneel wellicht zijn kansen op een voortgezette ambtenaarsloopbaan in Indië zouden schaden. Tot een opvoering is het vóór 1864 echter niet gekomen.

 

Het Multatuli Museum te Amsterdam is in het bezit van een ingebonden handschrift, waarvan het titelblad enkele merkwaardige aantekeningen bevat. Onder de titel stond aanvankelijk: ‘burgerlijk tooneelspel, door Multatuli’. Dit werd doorgestreept en vervangen door: ‘Eene Jugend Sünde in Vijf bedrijven, van Max Havelaar’.

 

Aanvankelijk volgden er twee motto's:

 

Caroline: ‘Zie Holm... wien ik op aerde moge toebehooren,

- ik ben Uwe verloofde voor den Hemel!’

        de Bruid daerboven, 4e B. 3e T.

 

De liefde overwint alle dingen.

      Jakobus.

 

Later zijn deze motto's geschrapt en vervangen door de parodistische woorden:

 

‘O liefe fader, eeeuwig sal ik em beminne.’

     Jan Gras


Terug