Multatuli.online


1161.

‘Amour à la plus belle!’ galmde het buiten de deur, en enige hese kelen binnen de kroeg trachtten mee te zingen.

- Weg met die moffeliedjes! schreeuwde een der gasten. We benne-n-ommers hier allemaal Hollanders onder mekaar!

- Wel ja, we benne Hollanders...

- En al is ons Prinssie...

- Sjt!’

- Ik verkies nu te zingen: al is ons Prinssie! En wie niet meedoet...

De prinsman sloeg op z'n vry ongeklede borst. Zó, denk ik, zoud-i ieder slaan die niet meezong: ‘al is ons prinssie’.

Misschien volgens de theorie van 't onbewuste meegaan - Wouter maakte weer bespiegelingen over ‘massa’ - de meerderheid werd op eenmaal hollands- en zelfs prinsgezind. Met het verschil tussen patriottery en kezigheid, nam men 't nu zo nauw niet. Hoofdzaak scheen dat men zich op eenmaal Hollander voelde, of goedvond zich zo aan te stellen. Het ‘prinssie’ liep behoorlyk van stapel. Een der gasten ging verder, en stelde 'n soort van toast in, op de zeer vervroegde en buitengewoon langdurige ongelukzaligheid van ‘al die franse flikkers!’ Met andere woorden, hy wenste ze zonder uitstel de bekende ‘eeuwige verdommenis’ toe.

‘Hoera!’

- Ja, zie je, toen we nog Hollanders waren...

‘Ja, toen we nog Hollanders waren!’

- En onder de Republiek...

‘Leve de Republiek!’

- Toen had je-n-'ns 'n hardzeilery moeten zien! Maar nou!

‘Al is ons Prinssie!’ en: ‘Leve de Republiek!’

- Onder de Republiek waren alle mensen gelyk!

‘Allemaal gelyk!’

- Zo'n koning, zo'n prins, al die tirannen...

‘Weg met die tirannen!’

- Ze benne geen haar beter als wy!

‘Dat 's waar! Ze benne geen haar beter!’

- En ze zuigen 't arme Volk uit!

‘Ja, ze zuigen 't Volk uit!’

- En weet je waarom? Omdat jelui - om nou 'reis de gulle waarheid te zeggen - allemaal lamme... enz. bent!

‘Ja, ze benne-n-allemaal lamme... enz.

- Jelui buigt je nek onder 't juk...

‘Juist! “Ze” buigen den nek onder 't juk!’

- Als 'r 'n koning komt, of 'n keizer, of 'n prins, dan slaat de-n-angst jelui in de buik as seneblade!’

‘Ja, de-n-angst slaat ze-n-in de buik as seneblade!’

- En, als jelui kerels was...

‘Precies, as “ze” kerels wasse...’

- Dan zou jelui...

‘Ja, dan zouwen ‘ze’...

- 'n Mens is vry gebore...

‘We benne vry gebore!’

- En 't hollands hart... wát zeg je daar, vrouw Goremest? Wát? 'n Dochter van... m'nheer...

Een allervreselykst woord scheen den volksredenaar op de lippen te besterven. Hy werd bleek.

- 'n Dochter van... m'nheer...

- Wel zeker! Vraag jy 't maar aan Verlaan.

De ontstelde jenever-Gracchus wendde zich vragend tot den schipper. Deze knikte toestemmend.

- Is 't waarachtig waar, Klaas? Wis en waarachtig? En waarom heeft ze zich dan zo... angekleed as 'n... gemene meid?

- Och, 't benne de spulle van m'n dochter Geert, zie je. 't Is 'n rykelui's-grap...

- Ah! Jongens... er uit, er uit! Moeder Goremest wil slapen. 'n Mens is niet van steen of yzer. Er uit, allemaal!

‘Weg met de tirannen!’ ‘'n Mens is vry geboren!’ ‘Alle mensen zyn gelyk’ ‘Het hollands hart...’ enz.

- Sjt! Er uit, zeg ik je, er uit! Die... jongejuffrouw...

‘Wát? Die meid? Wat zou ze?’

‘Sjt! Ze is de dochter van - maar mondje toe, hoor je! - van... m'nheer - ja, hoe donder is 't mogelyk, nietwaar? - de dochter van m'nheer... Kopperlith!

‘Op... de... Kei...zers...gracht? Man, wat zeg je? Van m'nheer... Kop...per...lith? Op de Kei...zersgracht?

- Ja, wis en bliksems! Er uit! Er uit!

‘Zn... eigen dochter?’

Alsof 'n behuwd-hoedanigheid de zaak minder verpletterend gemaakt had!

- Z'n bloed-eigen dochter, zeg ik je! Maar... mondje toe, dit begryp jelui! Er uit, er uit!

De hollandse harten, onbuigzame republikeinen, onkreukbare karakters, vrygeboren mensen met nooit gebogen nekken... slopen als geranselde honden de kroeg uit.

De uitvinding om z'n beschermeling te verheffen tot 'n bewoonster van de Keizersgracht, bracht Klaas Verlaan meer ‘moffedukaten’ op, dan-i liefst aan z'n kleinkinderen verantwoordde. En tevens komt ze den lezer te hulp by 't zoeken naar zeker tertium, naar de oorzaak die den Amstelhavenknecht zo koppig maakte in 't bestormen van die kroeg.

Wouter begreep minder van de zaak dan ieder ander, juist omdat hy in den waan verkeerde zoveel meer dan anderen te weten van 't meisje dat daar op de tafel stond. Toen-i den... gladgeschuurden duit zag, dien Verlaan in de hand der kroeghoudster gedrukt had, en later 'n dergelyke manoeuvre met den Republikein...

Kopperlith? Kopperlith? Op de Keizersgracht? Femken op de Keizersgracht? Maar juist by dien hogen heer Kopperlith immers zou hy overmorgen...

Z'n hoofd dreigde te bersten. Als-i op dát ogenblik...

Neen, denken kon-i niet. Misschien bleef hem nog enig besef dat hyzelf Woutertje Pieterse was, maar heel zeker is 't niet. Voor-i hieromtrent tot 'n onherroepelyk eindbesluit was gekomen, werd hy in één greep met 'n paar anderen de deur uitgeworpen door Klaas Verlaan en den hollandsen Republikein.

Wel zeker! Hy was niet beter dan andere stervelingen, en moest dus plaats maken voor de ‘bloed-eigen’ dochter van m'nheer Kopperlith op de Keizersgracht.