Multatuli.online


1049b.

Waarachtig, onze Wouter zou Femke niet verloochend hebben als men den dood gezet had op z'n... liefde! Nu, liefde was 't eigenlyk niet. Misschien ook was het dit wel, of iets er van. Maar dan moeten we 'n gans ander woord zoeken voor de duizend-en-een aandoeningen die daarvoor in wereld en litteratuur gewoonlyk worden aan de markt gebracht.

Naar ‘dat meisjen’ alzo had-i gevraagd. 't Was al veel dat-i z'n lippen niet kon dwingen tot de uitdrukking: ‘die meid’ gelyk volgens anderen de ware lezing was in de huis-annalen der Pietersens.

En men had hem afgescheept met 'n paar onverschillige woorden, die hem deden voelen dat er in die omgeving geen plaats was voor z'n roman, al stelde hyzelf die zo byzonder hoog niet. Hy nam zich voor, Femke te bezoeken zodra hy 't huis zou kunnen verlaten, en klaagde aan z'n moeder, dat het ‘bakkertje’ hem zo kneep... omdat-i niet graag door Femke, als ze soms mocht voorbygaan, wou gezien worden met 'n kinderachtige pluimmuts. Zo'n ding paste niets by peruaanse brandstapels. En zelfs by ‘ivoren poorten’ maakte het 'n ontwydend effekt.

Al was er veel uitgesleten van de indrukken die hem overweldigden, en neerwierpen op 't ziekbed, toch was-i braaf genoeg om iets als zelfverwyt te voelen dat-i zich zo lang had bezig gehouden óf met niets, óf met iets anders dan 't meisje dat hem zo'n hartelyken zoen gaf, toen-i dapper geweest was. Dat weg-werpen van vernielde bloemen door Ophelia, had wel iets van: zie Wouter, zó heb je met my gedaan! Waren we niet afgesproken dat...

Wel neen, afgesproken was er niets. Toch kwam 't Wouter voor, dat-i 'n woordbreker was, en 'n gloed van schaamte overtoog z'n gelaat.

Die Ophelia... ja, ja, ze wás het! Want zie, daar kwam Petró met 'n bak hemden en sokken en allerlei ondergoed, dat zich in een der talrijke stadiën bevond, die men 't vuil-linnen laat doorlopen, voor 't geschikt is om weer opnieuw vuil gemaakt te worden. Wassen, spoelen, styven, rekken, mangelen, stryken... weet ik het! Het zootje rook naar loog... zó'n lucht was er ook by Femke's bleekgoed, en alzo riep Wouters neus hem toe: ja, ja, zy is 't wel, zy, de dame met de uit elkaar gereten bloempjes... de hele kamer ruikt er naar.

- Als je beter bent moet je eens naar den dokter gaan, zei de moeder, en hem bedanken voor je beterschap... naast God. En me dunkt dat je 'm dan meteen wel 'ns kon laten zien wat je al zo gekleurd hebt.

- Ja zeker, moeder, dát zal ik doen! Ik zal haar den helen prins van Denemarken geven... ik meen... hem, den dokter!

- Ga je gang, jongen. Maar zorg dan, dat je er geen vlekken op maakt. En denk er aan, dat die geest van den ouden ridder heel bleek moet zien. Stoffel heeft het gezegd... omdat het 'n geest is, weet je.

- Ja, moeder. Ik zal 'm helemaal wit maken.

- Goed. En als je nu eens die dame daar in 't geel zette?

De moeder wees met 'n breipen op Ophelia.

- Neen, o neen, riep Wouter snel. Ze was in 't blauw!

- Ze was? Wie was?

- Ik meen maar, moeder, dat ik al zo veel gelen heb. En daarom wou ik haar... deze... die - Ophelia heet ze, 't staat er onder - nu eens blauw maken. De dame die 'r handen wast, kan dan weer geel zyn.

- My wel, zei de moeder. Als je maar zorgt dat er geen vlekken op komen.

De ontwikkelde lezer weet dat Lady Macbeth tamelyk bevlekt was, lang voor ze in prent werd gezet. Maar Ophelia's beeld is rein uit Wouters handen gekomen. Wat daarmee later geschiedde...

Helaas!

Ik zal nog veel moeten toenemen in menskunde en schryftalent, voor ik dát behoorlyk schetsen kan. Maar ik zal m'n best doen. Gelukkig dat we nog in lang zo ver niet zyn. Er is ruim tyd tot oefening.