Multatuli.online


1037.

Het doet me leed, dat den heer Post in z'n brief een uitval ontsnapt is, die de algemene strekking van z'n schryven enigszins verzwakt. Had-i my om raad gevraagd dan zou waarschynlyk de episode over de manier waarop ik zekeren lasteraar op z'n plaats zet, achterwege gebleven zyn.

Naar myn inzien begaat de heer Post daarin meer dan één fout. Hy ontleedt een boutade, alsof 't 'n redenering was. Niet geheel en al, maar enigszins toch, is hier 134 van toepassing. Niet zonder terugzicht op datzelfde Idee, vergelyk ik z'n afkeuring met 'n quasi-wetenschappelyk onderzoek naar de cosmologische betekenis der verwensing: loop naar de maan!

Ik bepaal me dan ook, ter wederlegging, tot het herhalen van de in 942 gedane vraag, of 'n kwajongensstreek als die 't jaloers lettermannetje aan my en die dame beging, anders moet beantwoord worden dan met zúlk sarkasme?

Van geheel anderen aard is m'n opmerking, dat hij party trekt voor de eer van uit de lucht gegrepen wezens - ik wist niet eens of m'n deloyale aanvaller vrouwspersonen in z'n familie had - terwyl de heer Post de my en een uitdrukkelyk genoemde dame aangedane avanie zonder blaam voorbygaat. Ik zou de aandacht niet op deze... onevenredigheid gevestigd hebben, indien my niet iets dergelyks in 't oog viel by z'n verdediging der modernen en van de moderne richting.

En zelfs dit ware my byzaak gebleven, als ik niet sedert lang byna overal zekere hebbelykheid had opgemerkt, om aan te leggen op 'n verkeerd wit.

De laatste woorden drukken niet geheel juist myn bedoeling uit. Ik zoek dus naar beter. Eerst had ik - en voor de hoeveelste maal dan? - gebruik willen maken van Jezus' onovertroffen beeldspraak over muggen en kemels. Maar ook daarmee had ik m'n bedoeling ditmaal slechts onvolkomen aangeduid. En bovendien, ze wordt te vaak gebruikt, om al de aandacht tot zich te trekken die ze verdient.

Er heerst overal zekere neiging tot scheef richten, tot verkeerd toepassen van opmerkzaamheid. Goochelaars en 'n bekend soort van politici weten hiervan misbruik te maken, en reeds jaren geleden brandmerkte ik deze zeer gewone en met den dag toenemende oneerlykheid met den naam van duitenplatery.

‘De Javaan wordt mishandeld, zegt ge? Welnu, laat ons dan tezamen overleggen, hoeveel millimeters doorsnee we zullen vaststellen voor de nieuwe Indische kopermunt!’

En de staatskunstenaars aan 't meten van die doorsnee!

Op deze soort van zo dikwyls met goed gevolg uitgevoerde * 
kunststukjes, doel ik thans niet, vooral omdat ik daarop herhaaldelyk gewezen heb. M'n waarschuwing betreft ditmaal de ongerymdheid onzer keuze van onderwerpen, waarvan we - ook zónder op 'n dwaalspoor gevoerd te zyn door opzettelyke misleiding - sympathie of aandacht ten koste leggen. 't Schynt wel, dat we ook hier alweer te doen hebben met 'n uitvloeisel van 't bekende mundus vult decipi. Waar geen minister of andere goochelaar by de hand is om ons te bedriegen, doen we 't zelf.