Multatuli.online

Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel

Een en ander over Pruisen en Nederland

Aantekeningen

Notities in handschrift

Causerieën

I

II

III

IV

V

VI

VII

VIII

IX

X

XI

XII

XIII

XIV

XV

XVI

XVII

XVIII

De Maatschappy tot Nut van den Javaan

Ideeën, derde bundel

541.

542.

543.

544.

545.

546.

547.

548.

549.

550.

551.

552.

553.

554.

555.

556.

557.

558.

559.

560.

561.

562.

563.

564.

565.

566.

567.

568.

569.

570.

571.

572.

573.

574.

575.

576.

577.

578.

579.

580.

581.

582.

583.

584.

585.

586.

587.

588.

589.

590.

591.

592.

593.

594.

595.

596.

597.

598.

599.

600.

601.

602.

603.

604.

605.

606.

607.

608.

609.

610.

611.

612.

613.

614.

615.

616.

617.

618.

619.

620.

621.

622.

623.

624.

625.

626.

627.

628.

629.

630.

631.

632.

633.

634.

635.

636.

637.

638.

639.

640.

641.

642.

643.

644.

645.

646.

647.

648.

649.

650.

651.

652.

653.

654.

655.

656.

657.

658.

659.

660.

661.

662.

663.

664.

665.

666.

667.

668.

669.

670.

671.

672.

673.

674.

675.

676.

677.

678.

679.

680.

681.

682.

683.

684.

685.

686.

687.

688.

689.

690.

691.

692.

693.

694.

695.

696.

697.

698.

699.

700.

701.

702.

703.

704.

705.

706.

707.

708.

709.

710.

711.

712.

713.

714.

715.

716.

717.

718.

719.

720.

721.

722.

723.

724.

725.

726.

727.

728.

729.

730.

731.

732.

733.

734.

735.

736.

737.

738.

739.

740.

741.

742.

743.

744.

745.

746.

747.

748.

749.

750.

751.

752.

753.

754.

755.

756.

757.

758.

759.

760.

761. Vervolg: publieke voordrachten.

762.

763.

764.

765.

766.

767. De algemeenheid van wanbegrip (541)

768.

769.

770.

771.

772.

773.

774.

775.

776.

777.

778.

779.

780.

781.

782.

783.

784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)

785.

786.

787.

788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)

789.

790.

791.

792.

793.

794.

795.

795a. Afkeer van arithmetische juistheid

796. Meeting te Batavia in mei 1848

797. Zekere theologieën. (554)

798.

799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)

800.

801.

802.

803.

804.

805. Likdoorns

806.

807.

808.

809.

810.

811.

812.

813.

814.

815.

816.

817.

818.

819.

820.

821.

822.

823.

824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)

825.

826.

827.

828. Het onderwys (561, vlgg.)

829.

830.

831.

832.

833.

834.

835.

836.

837.

838.

839.

840.

841.

842.

843.

844.

845.

846.

847.

848.

849.

850.

851.

852.

853.

854.

855.

856.

857.

858.

859.

860.

861.

862.

863.

864.

865.

866.

867.

868.

869.

870.

871.

872.

873.

874.

875.

876.

877.

878.

879.

880.

881.

882.

883.

884.

885.

886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)

887.

888.

889.

890.

891.

892.

893.

894.

895.

896.

897.

898.

899. Het zyn liegt niet. (574)

900.

901.

902.

903.

904.

905.

906.

907.

908.

909.

910.

911.

912.

913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.

914.

915.

916.

917.

918.

919.

920.

921.

922. Het beoordelen der zedelykheid (589).

923.

924.

925.

926.

927.

928.

Naschrift bij den tweeden druk

Naschrift by den derden druk

Aantekeningen

Verantwoording

Een en ander over Pruisen en Nederland

Causerieën

De Maatschappy tot Nut van den Javaan

Ideeën, derde bundel

Alphabetische lijst van verklaringen


III

De Hollandse couranten zyn aan 't verkennen van het terrein waarop binnen weinig weken de veldslag der nieuwe verkiezingen zal geleverd worden. Alom hoort men personen aanpryzen die ‘zo byzonder achtingswaardig zyn, en volkomen ingewyd in de belangen van hun district’.

Dat de Thorbeckiaanse kieswet een prul is, en geheel op de laagte staat der meeste producten van dien ‘eminenten staatsman’, heb ik steeds geweten, en vaak gezegd. Daarover is men het dan ook nu eens. Maar nooit had ik kunnen voorzien dat men zo algemeen getuigenis zou afleggen van 't wanbegrip - of van de kwade trouw - waarmede dat ding wordt toegepast. Candidaten komen er rond voor uit dat zy van plan zyn vals spel te spelen en hun district zoveel mogelyk te bevoordelen. Op die voorwaarde worden zy dan ook verkozen. En niemand schaamt zich.

Ook de wyze waarop in de Kamer zelf de zaken worden behandeld, blyft aantonen dat de verrotting in den staat niet afneemt, en wie de zittingsverslagen van vóór 1848 leest, heeft weinig reden om groots te zyn op de resultaten der beweging van dit jaar. In de zitting der Kamer - grondbezit-élite! - van gisteren, 5 Mei 1869, verweet een der leden een collega: eerloosheid. Daar men nu menen zou dat hy het woord tot Van Twist richtte, verklaar ik hier uitdrukkelyk dat deze ditmaal buiten spel was. Zekere Van Hengst werd ronduit beschuldigd dat hy een maatregel voorstond uit persoonlyk belang. Van oorvegen of duel is niets vernomen. De ‘élite’ slikte zulke dingen als manisan, en 't volk ook.

Ik geloof niet dat het woord ‘middelmatig’ een superlatief toelaat, maar men legt het er op aan, onze taal daarmede te verryken, en dit zal dan ook wel de grootste verovering blyven, die de mannen van '48 behaalden. Les dieux s'en vont... welnu, wat zegt ge van een nieuwen god? Een god met toebehoren, dat is: tempels, eredienst, priesters en tienden? Ja tienden liever, vyfden liever, want de dienaars van Zyne Hemelse Hoogheid Mediocritas, zyn in één punt niet zeer consequent. Zy maken zich geenszins schuldig aan middelmatigheid in 't vernietigen van de edelste krachten des volks, en de weinigen die besef hebben van wat men niet ziet, staren bedroefd terug op de tyden van Baäl-Dagon, die meer at, maar minder bedierf dan de nieuwe god.

Ja, een tempel! Een tempel - niet te groot vooral - met een niet te groten voorhof, en rustende op pilaren, die vooral niet te groot mogen zyn. Als eerste hogepriester beveelt zich de - voorwaar niet te grote - Thorbecke als vanzelf aan. By kerkelyke plechtigheden zal niemand worden toegelaten die zich ooit schuldig maakte aan afwyking van 't gemiddelde. Wie meer weet, meer kent, meer kan, meer deed dan anderen wordt in den ban gedaan, ja zelfs vogelvry verklaard. Ieder mag op hem schieten, mits men zich van middelmatige pyltjes bediene, en wie hem raakt, krygt een brevet van uitstekende middelmatigheid. Tweemaal 's jaars is 't hoogty. Daartoe kiest men de dagen die niet te lang en niet te kort zyn, den tyd der dag- en nachtevening byv. Alle volksbelangen worden afhankelyk gemaakt van de orakels die de nieuwe wereldchef door den mond zyner hogepriesters zal gelieven te geven. Wie vroeger een anderen god diende, kan tot de gemeente worden toegelaten zonder verandering van geloof, mits hy slechts bewyze dat hy nooit iets uitstekends verrichtte, en dus nooit iemand persoonlyk - dat wil zeggen: steeds iedereen - in den weg stond.

De nieuwe kerk zal leerscholen openen die den staat voortdurend voorzien van de nodige sommiteiten op middelmatig gebied. Het onderwys zal - onder de leiding der mannen van 1848 - gegeven worden door beproefde capaciteiten, en reeds zyn er ministers, volksvertegenwoordigers en Gouverneurs-Generaal afgeleverd, die de proef tegen vroeger fabrikaat met ere kunnen doorstaan. Ook verzenmakers en taalverbeteraars zullen, quantum sufficit, geleverd worden. Wie goed doordrongen is van de sublieme waarheid dat het woord ‘ogen’ met twee o's moet geschreven worden, omdat men in 't Duits Auge zegt, ontvangt een diploom als philologiae mediocritatis doctor, en als men de planeten op rym zet, wordt men tot dichter benoemd.

Het nageslacht - mits het middelmatige eisen doe - gaat een heerlyke toekomst tegemoet, en de nieuwe godheid...

- Onze markies is knorrig, zeide een der gasten. Bovendien, is 't wel juist gezegd, dat die godheid nieuw is? Heerste zy niet overal en altyd?

- Niet in die mate! De lieden die zich in onze dagen wisten voorop te dringen, zyn brutaler in hun eisen dan hun geestverwanten van vroeger, en - met smart zy het gezegd! - nooit was het volk schaapachtig-gewilliger in het dulden van zulke brutaliteit. De motie-Heemskerk...

- Ah, politiek!

- Ja politiek dan, als ge wilt. Het voorstel van den heer Heemskerk, om den nu zo bespottelyken census uit te breiden, is door de zogenaamde liberalen bestreden. Natuurlyk! De liberalen stryden voor vryheid... van 't middelmatige. Waar bleef hun mandaat, als 't volk te kiezen had over werkelyk bekende persoonlykheden? Waar zou 't heen met al onze dorpsrenommées indien er - en dat zou by algemener verkiezing misschien 't geval wezen - indien er gevraagd werd naar algemeen bekende verdiensten? Gewis heeft te allen tyde de mediocriteit getracht zich op den voorgrond te stellen, maar nooit werd dat walglyk streven beschermd als thans, door de wet. Kleine mannen...

- Ge spraakt van middelmatige personen...

- Eilieve, is er iets kleiner, iets onbeduidender dan middelmatigheid? De dwerg zal altyd interessanter blyven dan 't mannetje van 4½ voet, en uit een wysgerig oogpunt is de krankzinnige belangwekkender dan de botterik. Kleine mannen brengen kleine begrippen voort, en leiden daarmee kleine mensen naar een klein doel.

Maar de couranten worden vergroot. De stem des volks zal luider spreken, en weldra zal een nieuwe geest ontwaken, die tot den ouden staat als electrisch licht tot de voorvaderlyke smeerkaarsen.

Zo zegt men!

Of ik dat geloof?

Neen!

Al wat de nieuwe couranten zullen kunnen vertellen wist men. Men had, als de ryke man in de Schrift, Mozes en de profeten. De algemene fout lag niet in onkunde, maar in onwil, en die kwaal zal niet genezen door zoveel vierkante duimen redacteurs-wysheid méér per dag. Er zyn onweren nodig om de lucht te zuiveren, en wie verder ziet dan den dag van heden, voelt die dan ook opkomen in de verte, of misschien niet in de verte...

Alom is beweging, roering, gisting. En dit geldt niet ons land alleen. Werkstakingen zyn in geheel Europa aan de orde van den dag. Overal zyn de brandstoffen in ruime mate aanwezig, en de ontploffing wacht slechts op 't - zo makkelyk uit te spreken! - wachtwoord van dezen of genen volksmenner die meer lust in verwarring heeft, dan geweten en gezond oordeel.

De naam der ziekte waaraan 9/10 deel der inwoners van 't vermolmd Europa lydt, heet genotzucht. Men neme dit woord in welken zin men wil, en beschouwe het als de afkeurende benaming van begeerte naar schadelyke, ongepaste, zedeloze genietingen - helaas, wie bepaalt de grens waar goed begrepen zedelykheid onzen wensen: halt toeroept? - of als 't zeer geoorloofd verlangen naar beter voedsel, naar welstand, naar kunstgenot... Zeker is het dat er penurie bestaat. Zodra iemand een woord onder de menigte werpt, dat door beantwoording aan de onuitgesproken maar zo levendig gevoelde behoefte van zovelen, terstond den rang van leus zal krygen...

Ik zal dat woord niet uitspreken, schoon ik 't kunnen zou. Hoe bitter myn hart bloedt by 't besef van alles wat er geleden wordt door byna allen die niet tot de hoogste klasse der maatschappy behoren, hoe innig gaarne ik hun lot zou verbeterd zien, ik wil myn deel niet aan den vloek van 't nageslacht, én over hen die te veel genoten, én over de misdeelden die, na lang derven, op al te ruwe wyze het verlorene trachtten te herstellen. Verstoren van welvaart kan niet leiden tot welvaart. Bovendien: odi profanum vulgus! Het gemeen der straten is my byna even antipathiek als 't gemeen der ambtenary en van de would-be aristocratie. Van gemeen gesproken, heeft men in Indië gelezen hoe de voorzitter van het Zuidhollands gerechtshof en het publiek ministerie zich aanvankelyk van hun taak hebben gekweten in de Rotterdamse beroerten? Zou men geen sympathie beginnen te voelen voor straatschenders, als men let op den toon die zulke ‘Edelachtbare’ heren by de behandeling van ernstige zaken aanslaan? Een der beschuldigden beweerde dat hy ongelukkigerwyze naby 't brandpunt van 't straatschandaal was aangeland, ‘dat hy eerst van plan was een anderen weg te kiezen...’ - Had je dat maar gedaan, viel hem de Hoogedelachtbare voorzitter in de rede, dan had ik nou geen last van je.

In de acte van beschuldiging betoogde de Procureur-Generaal: dat de schuld der beklaagden bewezen werd door hun ontkenning: ‘die zo algemeen was, dat ze aan complot deed denken’. Ziedaar een nieuwe misdaad uitgevonden, die waarschynlyk velen publiek-ministeriën welkom wezen zal, als nieuw punt van uitgang voor vervolging. Een aangeklaagde wachte zich voortaan wel schuld te ontkennen, voor hy zich behoorlyk zal geïnformeerd hebben of wellicht ook andere beklaagden zich op onschuld beriepen. Dit constitueert volgens den Zuidhollandsen rechtsbeschermer: samenspanning in zelfverdediging. Op een andere plaats beweerde de man dat de beklaagden reeds daardoor strafbaar waren, wyl ze op plaatsen gevonden werden waar 't onrustig toeging. ‘Wat deden ze daar, riep hy in officiele verontwaardiging uit, Rotterdam is groot genoeg... ze hadden immers een anderen weg kunnen kiezen!’ Jammer voor het klemmende van dezen betoogtrant, verscheen er later onder de getuigen iemand die zelf lid van de rechterlyke macht was, en die zich dus ook schuldig had gemaakt aan 't niet kiezen van een anderen weg. Van officiële verontwaardiging gesproken, zowel de voorzitter als de procureur-generaal gruwden gehörig by 't vermelden, dat een der beschuldigden zou geroepen hebben: weg met Willem III. De stumperd die zich zou hebben schuldig gemaakt aan deze verschrikkelyke expectoratie, pleitte not guilty, een hoogst verdacht verschynsel alweer in de ogen van den heer Terpstra, daar juist even te voren een ander beweerd had niet geroepen te hebben ‘hoed’ en ‘jato’, en er hier dus alweder rechtsvermoeden voorligt dat er gecomplotteerd is tussen die twee straatdemosthenessen. ‘Neen, zei de man, hy had niet geroepen: weg met Willem III, daar hy zeer goed wist hoeveel Nederland te danken had aan den koning die by Waterloo zich zo byzonder onderscheiden had in 't vaderlandredden.’

Tot nog toe heb ik niet vernomen dat deze delinquent benoemd is tot lector in de nieuwere geschiedenis. Je ne vois pas trop pourquoi non, er worden wel zotter benoemingen gedaan, maar zeker is 't, dat hy de rechtbank by haar zwak heeft getast, althans hy is niet veroordeeld wegens anti-dynastieke principes, en bekomt slechts wat tuchthuisstraf wegens 't niet kiezen van een anderen weg, ‘daar Rotterdam toch groot genoeg is’ volgens mr Terpstra. Voortaan zal men niet mogen blyven staan om naar een standje te kyken, dan in gemeenten beneden de 100 zielen.

Om billyk te zyn - zelfs tegenover voorzitters van provinciale gerechtshoven en de Rotterdamse balie - mag ik niet verzwygen dat er een incident heeft plaats gehad, waaruit blykt dat de edele verve der Middelkoopen - zie pleitrede voor Pieter de Groot, en trek er de loquaciteit af - nog niet geheel is uitgeblust.

De beklaagden - monsters in mensengedaante, men zegt dat sommigen hunner zich niet eens geschoren hadden op den dag van 't oproer! - de beklaagden... nu ja, hoe zal ik woorden vinden om te schetsen hoe vreselyk hun aanblik was. Men sidderde by 't aanschouwen, en staat verbaasd by de gedachte dat de maatschappy, vertegenwoordigd door een staand leger - waarvan een gedeelte te paard zit - en geholpen door politiemacht en procureurs-generaal, niet zonder inroeping van burgerzin en vaderlandsliefde, er in geslaagd is al die Cacussen als lammeren op 't bankje der beschuldigden te brengen. De rechtbank had den moed hen ongemuilband te doen voorkomen, en zelfs de voorzitter durfde, gelyk wy gezien hebben, hun zeer cordaat den last verwyten dien ze hem berokkenden.

Een der Rotterdamse bandieten echter schynt voor het gerecht een minder vreselyk voorkomen te hebben aangenomen dan hy werkelyk bezat. Hy verborg zyn reusachtigen lichaamsbouw in een magere kleine teringachtige gestalte, die huichelaar! Na zyn verzekering dat hy inderdaad al de gruwelen niet begaan had, die men hem ten laste legde, verlustigde zich de Hoogedelachtbare heer voorzitter in de welgemeende betuiging:

- Nee, jy ziet er ook niet na uit alsof je veel kon uitvoeren!

De hoge zielenadel die in deze erkentenis doorblonk, ontsnapte aan het bevattingsvermogen der verdedigers van den pretensen hongerlyder. Gloeiend van verontwaardiging dat men den ar-me zyn armoed, den zwakke zyn zwakte, den zieke zyn krankheid verweet, stonden zy allen tegelyk op - er was een Thorbecke onder! - en riepen als uit één mond uit:

‘Halt, hoogedelachtbare voorzitter! Wy ontzeggen u het recht onzen cliënt te beledigen door ruwe zinspeling op zyn lichaamszwakte. Indien de feiten waarvan hy beschuldigd wordt, onmogelyk door hem kunnen bedreven zyn... waarom is hy dan hier? Het staat u niet fraai, hoogedelachtbare heer voorzitter, hier tegenover dien armen drommel u te verhovaardigen op uw welgedaanheid. Bien-être is grotendeels een zaak van traktement, en het zyn in den regel niet de hoogstbezoldigden die zich schuldig maken aan straatrumoer. Liever zien we onzen cliënt veroordeeld wegens begane feiten, dan dat wy zouden toelaten hem hier te horen bespotten, wyl hy u tot het begaan dier feiten te zwak voorkomt. De man is bovendien uitgeput door de preventieve gevangenis. Wy nodigen u uit, eens de proef te nemen wat er zou overblyven van uw voorzitterlyke welgedaanheid, indien men u “wegens het niet kiezen van een anderen weg” maanden lang had opgesloten. Leid de terechtzittingen - als de last u niet al te zwaar drukt - wy hebben er vrede mee. Geef nu en dan toe in den lust om uw petit mot pour rire te plaatsen, soit! Maar hoogedelachtbare heer, wat wy u bidden mogen, speel den beul niet, en vooral wees niet geestig ten koste der menselykheid. Wie belet u, hoogedelachtbare heer, indien ironie en sarcasme al te weelderig opschieten in uw gemoed, die uitspruitsels van uw ryken geest te verzamelen tot een bundel? Waarom bespaart gy de vonken van uw geest tot het zengen des gevoels van een weerloze? Zou niet deze misdaad zwaarder zyn dan het “niet kiezen van een anderen weg”? Zwaarder dan de door meer dan één persoon gepleegde ontkenning van schuld? De pers is vry in ons gezegend Nederland, hoogedelachtbare heer... geef uw humoristische spranken ten beste aan tydgenoot en nageslacht... wy zullen - voor rekening onzer clienten - daarop intekenen, en ons verheugen een nieuwen lauwer toegevoegd te zien aan de kroon van 't letterkundig Nederland.’

Zo spraken ze, die advokaten. De voorzitter had moeite hun te beduiden dat hy zich niet - en nooit - aan geestigheid schuldig maakte, maar uit welwillendheid zich aanstelde alsof hy inder-daad dupe was van de voorgewende zwakte des misdadigers. Het publiek op de tribune begreep het beter. Men vond iets vaderlyks in den toon des presidents. ‘Jongens, wat heb ik 'n last van je!’ Kan 't gemoedelyker?

Er staat ons dus een nieuw letterkundig genot te wachten, als die vaderlyke hoofdambtenaar gevolg geven wil aan den wenk om zyn Ideeën te schryven. Men zegt dat al de veroordeelden - in 't tuchthuis! - verlangend naar de verschyning uitzien. De lectuur zal hun een aangename verpozing verschaffen, en tevens een liefelyke herinnering aan de humaniteit die by de behandeling hunner zaak heeft voorgezeten.

- Mr le marquis trekt party voor de Rotterdamse onruststokers?

- O neen! maar wel ergert het my... verschoon my, ergeren komt niet te pas by causerie. Het komt my dan voor, dat velen die geroepen zyn het volk voor te gaan, en die verplichting niet, of gebrekkig nakomen, het recht verloren hebben zich te beklagen over dat volk, als het zich slecht gedraagt. Indien er zoveel gedaan werd tot het voorkomen van misdryf, als er nu besteed wordt tot het vervolgen en straffen van misdryf... eilieve, 't is als met hygiëne. Wy betalen onze dokters voor 't genezen, - voor de behandeling liever, onzer kwalen - en niet voor het aanwyzen der middelen om kwalen te voorkomen. Het ‘niet kiezen van een anderen weg’ dat dien Rotterdamsen straatschenders zo euvel geduid is, zou met meer recht, en in geheel anderen zin aan velen onzer voorgangers verweten kunnen worden. Ook zy kiezen gewoonlyk den weg niet, die hun plicht voorschryft, en houden zich bezig met voddige byzaken waar de hoofdzaak zo luid roept om behandeling. De lieden die te Rotterdam toeliepen op 't gewoel, werden niet bezoldigd voor 't kiezen van een anderen weg, maar wat moet men zeggen van zovelen die eer, aanzien, inkomen genieten voor 't behartigen van de hoogste belangen hunner landgenooten en zich aan die verplichtingen onttrekken? Onze Kamers...

- Geen politiek meer, wat ik u bidden mag.

- Goed! Geen politiek meer, schoon men nog juist geen politiek behoeft aan te roeren als men over de Kamers spreekt. Maar Rotterdam dan! Ik erken dat de vuile hoop volks die, aangehitst door straat-sommiteiten, allerlei baldadigheid pleegde, moest gestuit worden, en het straffen der belhamels keur ik goed. Doch ik zoude tevens straf inroepen over hen die door plichtverzuim aanleiding gaven tot die baldadigheden. 't Was zomer, en stikheet. De jongens wilden baden. Waarom mocht dat niet? Pudeur! Ik houd veel van pudeur, maar ik vind die niet in 't tegengaan van zindelykheid. Ook in Indië zou men opstand maken, als deze of gene pudieke G.G. - de domme Van Twist ware er toe in staat! - het baden verbood. Zo'n pudeur - een der deugdjes van den dag, die met hun alle geen deugd uitmaken! - kan te ver gaan en ze gáát te ver, als men daaraan de gezondheid opoffert. Bovendien, 't beledigt myn pudeur, dat de burgemeesters onzer steden - en de publieke ministeriën ook! - zich niet wassen, niet baden. Vele Indisch-gasten zullen dit met my eens zyn.

En... en... zie eens, het gemeentebestuur van Rotterdam zelf schynt nu - post festum - party te kiezen voor de zaak die alles in beweging heeft gebracht; er zullen publieke badplaatsen worden aangelegd! Waarom dat niet eer gedaan? Vrage: hoeveel glazen moeten er ingegooid zyn, voor het bestuur ener stad op 't zonderling denkbeeld komt z'n plicht te doen?

Met een der andere aanleidingen tot de beweging is 't evenzo. Rotterdam is welvarend, en dit openbaart zich o.a. in grote drukte op de straten. Maar die drukte is, om 't nu eens in 't ruwe te classificeren, van drieërlei soort. De drukte van weelde, de groot-koopmansdrukte, de kleinhandel-drukte. Er was behoefte aan ruimte. De pavanerende dame werd op haar sleep getrapt, rytuigen moesten wachten, en dat was onaangenaam. Ik ben geen ongeschoren democraat, en wie van my verwacht dat ik mee zou roepen: à la lanterne de ryken! bedriegt zich. Neen, het kwetst myn schoonheidsgevoel, als de élégance der hogere standen - voor zo ver Holland iets oplevert dat in de verte op élégance gelykt - overreden wordt. De samenspanning tegen rykdom is dom en plomp. Dat in ons land de ryken geen verstand hebben van verteren, dat er weinig gentlemen zyn onder onze millionnairs is waar, doch dit verschoont het bemorsen niet van de weinigen die dan nog, door satynen sleep of statiekoets, een beetje geld onder de mensen brengen. Ruimte dus voor de edelen, die al geven ze dan niets aan anderen, toch iets minder ongul zyn omtrent zichzelf, dan overigens de Hollandse zeden - P.G. - voorschryven. - Het zogenaamd ryke Holland is gewis het armste land der wereld, als men het oog slaat op mutatie van geld. De lui die meer dan f 40 mille 's jaars verteren, zyn met den vinger aan te wyzen, en zulk geld gaat nog gewoonlyk 't land uit.

De tweede soort van mensen die op de Rotterdamse straten drukte maken en ruimte behoeven, zyn de groot-kooplui. Tegen de billykheid van hun eisen op dit stuk is almede niets in te brengen.

En de derde kategorie! Dat zyn de arme drommels die den weg obstrueren met kruiwagens en karren. Zy behoren tot de klasse die wy met christelyke bondigheid gewoon zyn 't gemene volk te noemen. Ook zy hebben behoefte aan ruimte, en recht daarop. Misschien had ik kunnen zeggen dat de gehele burgery - met burgemeester en publiek ministerie incluis - evenzeer belang hebben by vrye circulatie van die ongelukkige rondventers, als de betrokkenen zelf. Ongelukkig? Ja! 't Is een vreselyke arbeid den gansen dag in weer en wind rond te lopen met zware vrachten. En dan moeten ze nog bovendien daarby schreeuwen, dat horen en zien u vergaat. Ik leende hun nog liever myn benen dan myn keel. Geen homme de peine die nu per vracht of boodschap betaald wordt, zou 't uithouden.

Och, de voorzitter van dat hof klaagde nu al over den last dien hy te torsen had! Wat zou hy zeggen als 't lot hem eens de functie had opgelegd van een Amsterdamse notenmeid die, om zeven of acht stuivers te verdienen, een paar duizend maal daags roepen moet: krakkepijekoò!

Lieve lezer, dit woord heeft my slapeloze nachten gekost. Philoloog van inborst, Hollander van geboorte - ach god, naar my door geloofwaardige mensen verzekerd is, ben ik zelfs te Amsterdam geboren - nu, al m'n krachten van geest en hart schoten te kort in 't ontcyferen der hiëroglyphische klanken die zo'n notenmeid luchtgolvend in den stank schryft der Amsterdamse grachten... waarin nooit een bader zich wagen zou, et pour cause! - Lieve markies, we wachten op de wyze waarop men volgens u den Rotterdammers ruimte had moeten verschaffen...

- Indien u dit nader aan 't hart ligt dan de verklaring der hiëroglief?

- 't Een belet het ander niet.

- 't Wordt laat, zei de markies, terwyl hy z'n jabot, enz.

- Kom aan!

- Liever spreek ik over die notenmeid. Het gaat tegen den nacht, en ik loop gevaar verdrietig in te slapen, als ik m'n dag besluit met redeneren over plichtverzuim. Krakkepijékò dan...

- Neen, Champollion! Eerst de Rotterdamse ruimte!

- Goed! Hebt ge een paar gulden te missen voor een weldadig doel?

- We zien niet in, dat meer ruimte in onze portemonnaie iets zal vermogen tegen de obstructie der Rotterdamse straten.

- Wie weet! Zie hier... we hebben twintig gulden byeen. Die zenden we aan den burgemeester met het volgend briefje:

Edelachtbare Heer!

De Rotterdamse straatbeweging is ontstaan uit botsing tussen politie en de kleine burgery. De onaangenaamheden die daaruit voortsproten zyn zo ver gegaan, dat zelfs de hoogedelachtbare heer voorzitter van het provinciaal Hof er last van gehad heeft, waarover de man zich bitter heeft beklaagd. Met vreugde hebben wy gezien dat één der oorzaken waarover het volk zich ten rechte bezwaard gevoelde - schoon wy de wyze waarop het zyn grieven lucht gaf, niet goedkeuren - voortaan zal komen te vervallen, daar Uweledelachtbare, geholpen door de leden van den gemeenteraad, in het jaar onzes Heren 1869 - dus niet te vroeg! - middel heeft gevonden om pudeur, zindelykheid en hygiëne met elkaar te doen overeenstemmen door het daarstellen van publieke baden.

Over die zaak zal het dus in den vervolge niemand gelukken de gemoederen te uwent in beweging te brengen. Wy hopen van harte dat andere burgervaders dit voorbeeld mogen volgen, voor zy daartoe op al te krachtdadige wyze, ten behoeve der glazenmakers, worden uitgenodigd.

Een andere grief echter - belemmering der circulatie in uw stad - blyft bestaan. En om nu te voorkomen dat de geest van De Vletter, wanneer die man zich na enige jaren, door den dood zal hebben weten te onttrekken aan de levenslange tuchthuisstraf die hem wacht - om nu te voorkomen dat de geest van dien man weer ruiten zal ingooien met dien anderen grief...

- De styl is niet correct, markies.

- Bah! 't Is aan een burgemeester! Deze week nog las ik een stuk van den Commissaris des Konings, waarin hy zyn provinciegenoten waarschuwde tegen 't niet voortgaan met ongeregeldheden. Zulke stukken ontvangt de Rotterdamse burgemeester ook, en hy begrypt ze. Dus zal hy 't ook wel voor lief nemen dat wy - in ons briefje altoos - ruiten inslaan met een grief.

- Concedo. Ga voort.

- Om nu de oorzaak weg te nemen die allicht aanleiding zou kunnen geven tot nieuw verzet, hebben wy, leden der causerie van de Locomotief, twintig gulden byeen gelegd om Uweledelachtbare in staat te stellen een reisje te doen naar Brussel. Daar aangekomen, verzoeken wy Uweledelachtbare zich den weg te doen wyzen naar den marché de la Madeleine...

- Wat is daar te koop?

- Alles! Bloemen, vruchten, vlees, manden, vaten, melk, kippen, kleren...

- Lieve god, wat kan hy krygen voor twintig gulden min 't reisgeld? En als de man nu juist geen kippen of kleren nodig heeft?

- Hy kan daar kopen wat voor hem en al zyn collega's een onmisbaar vereiste is. Zonder een centime meer te besteden dan 't loon aan den commissionnair die hem den weg wees... maar nu moet ik inderdaad naar huis, en te bed. Je me fais vieux.

Zo sprak onze markies, die zich niet ergeren wou.

Daar de markies nu voor goed vertrokken is, zal ik deze gelegenheid aangrypen om myn Indischen vrienden - vrienden zeg ik zo by wyze van spreken, want... och! - nu, ik wil iets vertellen, dat allen die belang stellen in de kennis van 't Maleis, met vreugde zal vervullen. Nooit vond ik sprekender bewys voor de waarheid der stelling: alles is in alles, dan toen ik, by 't bestuderen van het Rotterdamse oproer eensklaps de verklaring vond van een woord welks betekenis den Onderkoning van Riouw zoveel hoofdbrekens gekost heeft. De nieuwe taalcolumbus is ditmaal een inspecteur van politie. Het woord djato beduidt, volgens de nasporingen van dezen geleerde, dien men voortaan den titel geven zal van inspecteur der Oosterse talen, het woord djato, of jato, want de Rotterdamse straatjeugd heeft met aartsvaderlyken eenvoud den djiem in een j veranderd, dat woord beduidt...

Ik durf 't haast niet zeggen.

Toch zal ik 't proberen. ‘Jato’ is de imperatieve modus, praesens, secunda persona singularis van een verbum neutrum, welks betekenis zou kunnen omschreven worden als: het tegen zyn zin ondergaan van een pynlyke bejegening die ons overbrengt in een onnatuurlyken toestand van verlenging.

Als er een fout is in myn partes, denk dan dat myn schooltyd ver achter my ligt, en dat ik sedert dien tyd zóveel heb moeten leren, dat er waarachtig niet veel plaats overbleef voor 't onthouden. Ik word oud, als myn markies.

Nu doen zich de vragen voor, hoe de Rotterdamse spes patriae er toe kwam, haar verbolgenheid in 't Maleis te vertalen, en wat het woord ‘jato’ in den mond van die spes betekende?

De andere krygsroep: ‘hoed’! is licht te verklaren. Het is een uiting van afkeurende verbazing over het hoofddeksel der agenten. By een volgende gelegenheid zal men roepen: ‘schoen!’ ‘kous!’ of ‘hemd!’ en 't effect zal vreselyk zyn. Maar: jato? 't Is laag-Maleis, heeft de inspecteur in O.T. gezegd, en ik vergiste my dus, toen ik een Riouwsen nazaat van Iskander den Grote er by te pas bracht, die zich alleen met het hoge bezig houdt. Ik voorzie dat ik te land zal moeten komen by de notenmeid die me ‘krakkepi-jèkò’ heeft uitgelegd.

De Nederlandse Christenen - waaronder enige Joden - gaan dapper voort met het vervalsen van levensmiddelen. Ze behandelen hun koffie, suiker, melk, brood, wyn en bier, alsof 't de zedelykheid zelf was. Weldra zal iemand die z'n maag respecteert, niets kunnen gebruiken dan eieren. En nog! Men zal in dat geval z'n kippen streng in 't oog moeten houden. By de minste aanraking met de buitenwereld - vooral in tyden van verkiezingen - loopt men gevaar dat de arme dieren ook aan 't vervalsen gaan, want ‘contagium’ is, naar 't woord zelf zegt, aanstekend.

De minst onzekere wys om in een winkel te bekomen wat men begeert, is naar iets anders te vragen. Er zyn inderdaad voorbeelden van, dat iemand een pond zuiver tarwemeel is machtig geworden, door 't voorgeven dat hy kalk nodig had om z'n muur te witten. Wie deze proef nemen wil, moet niet onder kerktyd komen, want als de patroon aan 't bidden is, zou een nuchtere leerjongen zich misschien vergissen, en werkelyk geven wat men vroeg om 't niet te krygen.

Over die vervalsingen heb ik een paar aardige staaltjes mee te delen, maar ik bewaar die voor myn volgend bulletin. Ik wil ditmaal nog een paar zaken met m'n lezers afdoen, die geen uitstel lyden kunnen; omdat de port hoog is, kies ik telegraaf-styl.

1. Charge Zegen Gods Waterloo niet overdreven. Zie: man niet riep: weg Willem III.
2. Krakkepi-jekò = Kraak open eer je koopt, d.i. noten en kamerleden. Eerst ontbolsteren!
3. Jato, import marine = verrek! (auctoritate inspecteur O.T. en politie).
4. Slot brief markies burgemeester: ‘Dan kunt ge eens zien wat een markt is, waarop het volk recht heeft.’
Vgl. Idee 451 (Deel III, blz. 135).

Den Haag, 6 Mei.

P.S. Alweer een proces. Ik ontvang daar een brief van de Rotterdamse balie, waarin weliswaar erkend wordt dat die president den armen hongerlyder zyn ziekelyk voorkomen verweten heeft, maar... 't is laster dat de verdedigers hun cliënt tegen dat verwyt hebben in bescherming genomen. ‘Zoiets doet geen fatsoenlyk advokaat’, zeggen zy. Ze hebben, volgens hun plechtige verzekering, uit één mond... gezwegen.

Maar, als 't weer gebeurt, dan zullen ze... weer zwygen.

Zie nu 't voordeel van hoog briefport. Als ik nu voortschreef, zou ik me boos maken, dus vaarwel voor heden!