Multatuli.online


1160.

Nog altyd stond het meisje met gekruiste armen op die tafel. En nog altyd lag er dat spottende op haar gelaat, alsof ze zeggen wilde: wie durft?

Maar hierop sloeg Wouter geen acht, of liever hy zag daarin niets dan 'n verwyt aan hém. Femke wilde hem niet kennen. Meer of iets anders voelde hy niet!

Och, hoe gaarne had hy in 't bywezen van al die mensen de zolen van haar schoeisel gekust, om iets te verdienen van de vergiffenis, waarop-i wel geen aanspraak had - naar-i meende - maar zonder welke hy niet leven kon!

- Femke! riep hy, als 't roepen heten mocht, want het geschiedde zo zacht dat z'n stem onmogelyk tot het meisje kon doordringen. Immers, er mocht eens blyken dat ze hem niet wilde horen ook, zy die zo... wreed - nu ja, maar rechtvaardig toch - had blyk gegeven van haar tegenzin om hem te zien! Hy durfde de proef niet nemen, en nog eens riep hy, maar 't was weer fluisterend:

- Femke! Femke!

Daar vertoonde zich de man met den bonten muts en 't schippersbuis aan de deur. Hoewel-i aanvankelyk niet behoorde tot de strydvoerende mogendheden, bleek er toch uit den gehavenden toestand van z'n kleren, dat-i ruimschoots gedeeld had in de bekende voorrechten der neutraliteit: hy was geranseld door beide partyen tegelyk.

Of ook hy tot eigen lyfsbehoud zich trachtte te bergen in de kroeg, dan wel of-i zich zedelyk verplicht achtte, z'n dame die vóór hem dat heiligdom bereikt had, niet in den steek te laten, was Wouter niet duidelyk. Er bestond 'n tertium dat hy niet raden kon, maar dat volkomen bekend is aan den alwetenden schryver die zich bereid verklaart straks den lezer deelgenoot te maken van 't geheim.

Hoe dit zy, de man wilde volstrekt binnen wezen, en verwaarloosde zelfs 't verevenen van de hem toegebrachte stoten en stompen, om zich vast te klemmen aan den deurpost. Twee, driemaal werd-i van z'n steunpunt afgerukt, want waar velen 't zelfde begeren, is 't verkrygen moeilyk. Toch bleek zyn wil sterker dan die van de anderen, omdat zy slechts betrekkelyke veiligheid zochten - en jenever misschien - terwyl hy werd aangespoord door... nu ja, door 't nog altyd onbekende tertium.

Wouter hoopte hartelyk dat de man slagen mocht. Dan immers, dacht-i, zou Femke niet zo geheel alleen staan te midden van dien razenden troep. Want... hy, hyzelf, wat kon-i doen? En al ware hy sterker geweest, wat hielp het: zy verachtte hem! Zou ze hem niet wegschoppen, zoals ze daar straks den dronken kwajongen gedaan had, die de hand durfde slaan aan haar friesbont voorschoot?

Op 'n ogenblik dat de schippersgezel zich weer vertoonde voor de geopende deurruimte, scheen het meisje haar redder in 't oog te krygen. Als om den man moed in te spreken, knikte ze hem vriendelyk toe. Misschien ook wilde ze hem dank-zeggen voor z'n pogingen om tot haar door te dringen. Ook kon haar lachje worden opgevat als 'n verzekering dat ze ongedeerd was, en niet bevreesd. Inderdaad, ze stond daar als 'n godin der kalmte, of althans als 'n standbeeld dat vastberadenheid kon voorstellen. Die gekruiste armen getuigden van de mening dat er geen byzondere behoefte was aan voorbereiding tot het uitdelen van den oorveeg dien haar saamgeknepen lippen beloofden aan ieder die haar te na mocht komen.

En die glimlach! Over Wouters hoofd heen had de wreedaard z'n weg genomen naar de deur, en daar den gelukkigen schipper bereikt. Want de man knikte terug...

- Hy heeft haar zeker nooit verloochend, dacht ons Petrusje. 't Is toch wel wezenlyk waar, dat God rechtvaardig is en alle zonden straft.

Op dit ogenblik kreeg 't wyf dat de kroeg hield, den worstelenden schipper in 't oog. Er bleek dat-i 'n goede bekende was, want ze schreeuwde van achter de toonbank:

- Zo, Klaas, ben jy daar ook? Geen wind, hè?

En met huisheerlyk gezag gebood zy, hem binnen te laten. Toen men niet spoedig genoeg gehoorzaamde, waagde zy zich 'n paar stappen buiten haar cel, smeet enige struikelblokken op zy, en maakte plaats voor... Klaas Verlaan, den Amstelhavenknecht, die nu niet ver van Wouter, in de nabyheid van 't buffet te staan kwam.

- Nou, man, ze hebben je mooi beet gehad!

't Was de waarheid! Wel mocht onze brakwater-filosoof zeggen dat niemand zeker van z'n dag is voor bedtyd! Dit had ook Wouter ondervonden, en niet minder zy die daar nog altyd op haar tafeltjen in dien hoek geblokkeerd stond.

- Heb je-n-'n goeien dag gehad, vroeg 't wyf. Met de zeilery was 't miesserabel, hè?

Klaas lei den vinger op den mond, en scheen haar iets te willen toefluisteren dat de omstanders niet horen mochten, iets zeer byzonders.

- 'n Glas klare?

Dit voorstel kon eigenlyk niet dan met verkrachting van alle gezonde systeembegrippen gerangschikt worden in de klasse der zeer byzondere. 't Wyf had dan ook terdeeg misgeraden, en was niet gelukkiger toen ze 't onderzoek naar Verlaans wensen voortzette:

- Skille?

Ook niet!

- Rooie dan?

Klaas scheen dien nacht byzonder kieskeurig in 't bepalen van de soort der verversing die hy nodig had. Gedurig schudde hy 't hoofd, en deed moeite om met de waardin in vertrouwelyker gesprek te komen dan de drukte toeliet.