Ideën, zesde bundel
1158.
Juist begon hy z'n gastvrouw om wat inlichting over dit alles te verzoeken, toen beider aandacht werd getrokken door zeker roepen, schreeuwen, en schelden dat van andere stemming getuigde dan de ineensmeltende geluiden van 't gejoel. Er was ‘ruzie’. In een der groepen werd niet meer gehost, maar gevochten. Men verstond duidelyk de by zulke gelegenheden gebruikelyke vloeken en verwensingen.
Een verwarde kluw mensen, dichter op elkaar gepakt dan de overigen, schoof en zeulde heen-en-weer al naarmate een der beide partyen aan de winnende hand was. Vreedzame hossers golfden zingend voorby de plek waar gevochten werd. De deelnemers aan den stryd werden van lieverlede terzy gedrongen, en wel in de richting van een der vele kroegen die de buurt zo aantrekkelyk maakten voor 'n publiek dat z'n verdriet over de mislukking der hardzeilery wou verzetten.
De twistenden, zelf gedrongen, drongen op hun beurt anderen. Men hoorde hier-en-daar gillen en om hulp roepen. De nooit ontbrekende zwangere vrouwen, en moeders met zuigelingen lieten haar angst niet onbetuigd.
Het gedrang werd nu byzonder sterk in zekeren hoek, waar drie stromen dood-liepen en 'n vreselyke botsing teweegbrachten. Daar namelyk lag 'n zeer populaire herberg, die 't doelwit scheen van 'n hossende volksverhuizing uit de Amstelstraat. De tweede stroom vloeide uit de Utrechtse straat op dezelfde kroeg toe. En de sterkste persing ging uit van den vechtenden troep die, opzy geschoven door voorbytrekkende benden, almede in dezelfde engte gedreven werd.
By ondervinding van zeer jongen datum wist Wouter wat het betekende, zich in zo'n gedrang te bevinden. Wie op den grond raakte, werd vertreden. Wel was de kans hierop zo byzonder gevaarlyk niet in den kern der samenpakking - 't vallen was onmogelyk - maar des te groter aan den rand, waar kelders en holen zich gapend gereed toonden alles in te slikken, wat hun in de kaken werd gedrongen. Dáár kon men hals en benen breken of liggend vertrapt worden, in 't midden slechts staande gesmoord. O zeker, die opstopping naby de herberg was gevaarlyker nog dan die van den vorigen avond in de Kalverstraat! Bovendien, daar was maar drukte, er werd niet gevochten. En hier...
- Krrristenzielen, riep juffrouw Laps, ik word er puur akelig van! Dit scheen ook met Wouter 't geval. Opeens greep hy haar arm, en meende iets te zien, dat... iemand, die...
- Heel goed, m'n jongen, houd jy me maar vast! 't Is daar, zo zondig als ik hier sta - 't eedsformulier was zo gek niet - 't is daar moord en doodslag in dien hoek!
Wouter sprak niet. Ook had-i geen besef zich te verzetten tegen de overweldiging van z'n... verleidster, of hoe moet het heten? 't Scheen nu wel of Afrika voor 't caesarinnetjen open lag...
- Is 't niet of ze dol zyn? Houd jy je maar goed aan me vast, en denk maar dat ik jouw eigen Kristien ben, helemaal van jou!
Och, hy had juist heel wat anders te denken gekregen dan aan z'n ‘eigen Kristien!’ Juffrouw Laps was enige graden minder gelukkig dan ze zich verbeeldde. Ze streelde hem, en hy liet haar begaan, o ja, maar toch...
- Wees jy maar gerust... och, lieve jesis, 't kind is er zo ontsteld van! Aan jou zullen ze niet raken zolang je hier bent... by my, weet je!
Hy kneep haar boven z'n kracht in den arm, en geen ander blyk van leven gevende, stond-i overigens als versteend. En altyd die éne onverzettelyke blik, dat schynbaar wezenloos staren op één punt...
- Trek 't je niet zo aan, m'n lieveling! Maar... akelig is 't! Zie je daar die meid wel, met 'r noordhollandse kap? Ik wou niet graag in 'r plaats wezen? En jy?
- Zy is het... Femke! O God, o God, het is Femke!
En, Laps van zich afslingerend, die hem weerhouden wilde, vloog hy den trap af, en stond weinig ogenblikken daarna in den diksten drom vlak voor de herberg.