Ideën, zesde bundel
1140.
- Tast jy maar gerust toe, m'n jongen, en seneer je niet! Of wil je misschien eerst je jasjen uittrekken, want daar je nu toch vannacht hier blyft, zie je, om op me te passen...
Wouter hield z'n jasje voorlopig aan.
- En... 'n lekker likeurtje heb ik ook voor je... 't is beste! Van Fockink, weet je, die z'n fabriek heeft in... die nauwe straat, je weet wel. Je moet nooit door die straat gaan, want daar wonen gemene vrouwlui, en die staan aan de deur, zie je, en dat 's niet goed voor 'n jonkman als jy.
De ‘jonkman’ Wouter keek heel vreemd op, maar ik zou jokken als ik zei dat-i boos was. Juffrouw Laps had met aanbiddenswaardige handigheid hem 'n paar tweede-luitenants epauletten op den schouder gespykerd... z'n eersten rang! En welke jongen neemt dit kwalyk? De verheffing tot jonkman was strelender nog dan 't ‘in den handel’ zyn.
Maar toch, er bleek dat-i verlegen was met z'n nieuwbakken hoogheid. Althans juffrouw Laps vond goed zich te houden alsof ze verstond dat-i toelichting wachtte. De dosis vleiery moest onverkort worden toegemeten.
- Wel wis en zeker, Wouter, je bent 'n jonkman, wist je dát niet? 't Komt omdat ze je thuis altyd zo kinderachtig behandelen. Ik zeg dat je-n-'n jonkman bent, zo goed als de beste! Denk je, byv. dat ik zoveel van... Stoffel houd als van jou? Waarachtig niet! Volstrekt niet! In 't geheel niet! Ik houd veel meer van jou. Wil je-n-'n pyp roken? Je bent er mans genoeg toe. Wel zeker, waarom zou je niet 'n pypie roken, net als andere mannen?
‘Mannen!’
Help, Fancy!
Wouter antwoordde dat-i ‘nog niet’ roken kon. 't Kostte hem moeite dit te zeggen. Hy was beschaamd over zoveel kinderachtigheid, maar hy moest wel oprecht zyn omdat 'n eerste poging om Stoffel na te doen in deze uiting van mannelykheid, zo byzonder ziekelyk was afgelopen dat het voorstel tot herhaling hem schrik aanjoeg.
- Zó? Rook je niet...
Ze liet het ‘nog’ weg.
...rook je niet! Heel goed! Eigenlyk is 't 'n verkeerde gewoonte van de mannen. Dat eeuwige gerook! Ik ken meer jongelui die niet roken. Daar heb je, byv. Piet Hammel - hy is zo oud als jy, maar wat kleiner, en vryt met 'n nichtje van me - die rookt ook niet.
Iemand zo oud als hy, maar kleiner, en die al aan ‘vryen’ deed: help, Fancy!
- Ja, ze willen trouwen, zo tegen... ik weet niet wanneer. Maar... trouwen willen ze! Zodat ik maar zeggen wil dat je-n-'n effetieve jonkman bent. 't Is heel mal dat ze je-n-altyd behandelen als 'n kind! Dát heb ik wel al honderdmaal aan je moeder gezegd. Daar heb je nu, byv. om 'reis iets te noemen... zo-even op straat. Ik was bang, nietwaar? Omdat ik maar 'n zwakke vrouw ben, weet je? En 't was nacht, nietwaar? Denk je dat ik nog bang was, toen jy naast me liep? Geen zier! En waarom niet? Wél, omdat ieder zien kon dat ik 'n manspersoon by me had. Ik had je best 'n arm kunnen geven - je bent heus groter dan ik - maar ik deed het niet, omdat je-n-'n pakje droeg. En, bovendien... de mensen praten zo! Want zie je, de wacht had het kunnen zien, en dan in de buurt overal rondvertellen dat ik 's nachts met 'n heer liep.
‘Met 'n heer!’
Fancy!
- Want 'n mens moet altyd zorgen voor z'n fatsoen! Hier binnenskamers is 't wat ánders, heel wat anders! Gut, ik weet wel dat jy geen kwaad van me vertellen zult. Wie 'n vrouw bekladt, is geen ware man, dit weet je-n-ook wel.
Ja, dit wist Wouter, al was er meer diepte in z'n besef van loyauteit, dan helderheid in 't begrip van: ‘bekladden’. Hy vertaalde juffrouw Laps' maxime in z'n boekentermen, en las voor: ‘vrouw’ en: ‘man’ de hem gemeenzamer uitdrukkingen: dame en: ridder.
't Mens werd dus ditmaal beter begrepen dan zyzelf verwachten of weten kon. Gesteld eens dat Wouter ontevreden ware geweest over de likeur - par impossible, want ze was van Fockink - of dat de olie waarmee ze haar aardappelen bakte, naar bejaardheid had gesmaakt - onmogelyk alweer, want ze bakte met boter, die niet eens veel slechter was dan de gewoonte der hollandse vervalsings-industrie meebrengt - ja zelfs al had-i grond gevonden tot het maken van gewichtiger aanmerkingen... meent men dat ridder Wouter dame Laps zou hebben geschandvlekt? Nooit... ‘by m'n zwaard!’
De menskunde van juffrouw Laps ging niet ver genoeg om dit in te zien, of althans om hierop zonder de minste voorzorg te vertrouwen. Voor iemand die maar zowat beunhaasde in mensenkennis, was 't inderdaad al bekwaam genoeg dat ze zo correct de loopgraven trok om de belegerde vesting. Had ze inderdaad menskunde bezeten, ze zou geweten hebben dat ze kon stormlopen in alle gerustheid. Maar... dan had ze tevens - door geestelyke oefening veredeld! - geen lust gevoeld in zulke krygstochtjes, en dus 't hele vestinkje met vrede gelaten. Zoals nu de zaken stonden, sukkelde zy, zo goed en kwaad het gaan wilde, maar voort met de kleine middeltjes die leiden moesten naar 'n mikroskopisch doeltje.
Wat drommel, men kan toch niet meer doen dan roeien met de riemen die men hééft! Brave hoogstrevende lezer, wees niet bozer op de goeie juffrouw Laps dan u past, en vooral... minacht de wetenschappelyke laagte niet van haar taktiekje. Ik ken menigen dokter in allerbespiegelendste wysbegeerte, die niet in staat zou geweest zyn het mens voorby- of na te streven op 't zielkundig terrein dat ze hier betrad, en dat toch, welbeschouwd, niet eens 't hare was. Want - wie zal dit begrypen? - haar scherpzinnigheid was minder wysgerig dan sexueel. Nooit immers zou 'n man - overigens gelyk begaafd - uit de sobere gegevens die háár ten dienste stonden, een zó praktisch operatie-plan tegen Wouter hebben kunnen samenknutselen. En, omgekeerd, zy zou minder bekwaamheid hebben aan den dag gelegd, wanneer niet haar kinderachtig plannetjen in verband had gestaan met verwrongen geslachtsdrift.
Wie billyk oordeelt - en, zonder broodnyd... als dat mogelyk is: zie zekere Noot op 448! - vindt haar strategische wendingen om te kussen! Wouter had waarlyk behoefte aan voorlichting van 'n paar gepensionneerde generaals, om uit te maken of er tegen zúlken vyand verdediging mogelyk was.
En... Fancy? Wendde ze treurig 't hoofd af? Meesmuilde zy? Begon ze te schreien? Brak zy in jammerklacht uit?
Tekent haar de artist - die m'n werken illustreren... zou, als ik 't geluk had geen Hollander te zyn - wordt ze hier door den schilder voorgesteld in gebogen houding, handenwringend? Vlucht ze heen?
Wat toch doet hier onze Fancy?
Kom-aan, artisten - die m'n werken niet illustreert, omdat ik maar 'n Hollander ben, in plaats van 'n zevende-klas buitenlandse beroemdheid! - kom-aan, ik zal u helpen. Weg met die tranen op Fancy's wangen...
Een geest weent niet om zo weinig!
Weg met die geknakte gestalte...
Geesten bukken niet onder zo geringen last!
Ze weende niet, en boog niet, en vluchtte niet. Ze deed niets van dit alles!
Kalm en ernstig - 'n glimlach misstond er niet by! - zette zy haar kans-verevening aan den arbeid. Geschiedde daar op die bovenkamer iets te véél... welnu, er zou méér geschieden, elders of hier!
Avontuur op avontuur, storm op storm, spanning op spanning... Halt! roepen wy mensjes by zulke gelegenheid. We vrezen dat de natuur der dingen, die slechts in feiten spreken kan, taal zal tekort komen omdat haar feiten ópraken.
Avontuur op avontuur! Is 't u te veel? Ei, ziedaar... 'n nieuwen schok!
Spanning op spanning? Te sterk, meent ge? Welaan... dán 'n nieuwen takel aan de koord geslagen... ze kan méér dragen, méér heffen, en knappen zal ze niet!
Storm op storm! Te hevig, meent ge? De sterke Fancy geneest uw angst met 'n orkaan!
En ze glimlacht!
Want, ziet ge... gy, A, zy is niet A! Want, ziet ge, B... zy is niet B! En ook C is ze niet! En D niet! En de rest niet!
Zy is Fancy, de grote, de ryke, de machtige, de majestueuze.
Zy is de Natuur, die alles in voorraad heeft, en ryker wordt, al gevende. Zy is er geen typhoon armer om, al heeft ze gister nieuwe vastlanden opgestormd uit den oceaan, al heeft ze zoeven met den adem van haar mond melkwegen gezuiverd van nevelvlekken.
De lezer begrypt dus dat en waarom ze zich niet zeer angstig toonde voor 't gelukken der mensenkennige kunstjes van juf-frouw Laps. En ik verzoek hem uit bestwil, z'n deel te nemen van die kalmte.