Multatuli.online


1141.

Neen, dit begrypen sommige lezers nog altyd niet. Dus meer daarvan!

Wie verzekert ons dat Fancy die kunstjes vrezen zou, ook al was 't slagen zéker?

Voorwaar, voorwaar, daar is steviger bodem voor 't goede dan de verleidbaarheid van 'n halfwassen jongeling, al zy het dan dat de zoetigheid van Fockinks likeurtjes, en de nog zoeter drank van gekittelde ydelheid mee oprukken als bondgenoten van het boze!

Ook zelfs by zekerheid van den aanstaanden ‘val’ - och, arm! - blyft het misschien de vraag, of 't Fancy de moeite waard wezen zou de wapens aan te gorden in 'n stryd van zo weinig belang? Dat... ‘boze’ was maar ordinair.

Wanneer ze 't doet, geschiedt het waarschynlyk uit luim alleen. Want... luimig is ze. Luimig als 't spel, als 't weder, als de wereldgeschiedenis, als alles wat óns luimig toeschynt omdat we dom zyn, beginnertjes maar in de moeilyke studie van 't rerum cognoscere causas!

En áls nu eens onze Fancy - uit zogenaamden luim dan! - mocht blyven versmaden 't belaagd jongetje by-tyds de hand te reiken, áls...

Juffrouw Laps was 'n slecht wyf. O, zeker! Maar, geloof me, lezer, het doelwitje van haar begeerte betekende veel minder dan volgens boeken-traditie geloofd wordt. De schuld dezer dwaling ligt aan de vermeende eisen van 't boekmakers-ambacht. Sedert onheuglyke tyden gebruiken de heren van 't métier, dergelyke zaakjes als hoofd-catastroof. 't Afgezaagd: ‘en ze viel!’ is de lievelings-cataclysme tot opbeurende kitteling van arme lezende zielen.

Ze, ja, ze! Want in verband met de duurte der voedingsmiddelen, en de daaruit voortspruitende behoefte aan 'n ‘fatsoenlyk’ huwelyk - ik erken volmondig die behoefte, doch alleen: ‘omdat uwe harten boos zyn’ - is 't vallend voorwerp gewoonlyk 'n stumperige ‘zy’.

Welnu, die ‘zy’ begaat 'n fout als ze valt. Men moet niet vallen. Al vinden de lezers - die de zaak hardschreeuwend afkeuren! - zo'n ‘val’ allerplezierigst, en 't onmisbaar element in 'n ‘mooi’ boek: men moet niet vallen!

En wanneer by uitzondering de valler 'n ‘hy’ is...

Minder pikant, omdat de maatschappelyke positie daardoor niet aan 't wankelen wordt gebracht. Wouter, byv. zou geen haarbreed ongeschikter voor den ‘handel’ geworden zyn wanneer-i z'n jasje had uitgetrokken, en z'n... vestjen er by!

...als er 'n ‘hy’ valt...

Wél, dan heeft-i 'n fout begaan. 'n Mens moet niet vallen. Hy heeft beter dingen te doen.

Doch - ‘hy’ of ‘zy’ dan - leugen is 't, zulke nietigheidjes voor te stellen als uitgangspunten van wel-geconditionneerde verdoemenis!

Dáártegen protesteren Jezus en ik.

Neen, heren predikers van kakangéliën, zó makkelyk komt men niet in de hel! Zó licht is de taak van den Satan niet! Dat mocht-i willen, de oude stumperd!

Leugenachtig dus is die triumfelyke voorstelling van 't kwade. Zo overdryven kwakzalvers 't gevaar van 'n lichte ongesteldheid, om hun poeiertjes aan- den -man te brengen. (340)

En leugen is 't ook uit 'n aesthetisch oogpunt, als men van zulke armzalige gegeventjes alleen, 't zedelyk schoon of de lelykheid ener figuur wil laten afhangen.

Byna zou ik lust voelen, juffrouw Laps 'n handje te helpen in haar plannetjes - 't staat aan my! - om te doen in 't oog springen dat m'n heldje, zó gevallen, nog altyd redelyk wel tot stáán kan worden gebracht. Maar ik heb 't recht niet, m'n Fancy vóór te grypen, die wel weten zal wat er te doen is. En hierop reken ik dan ook, dat zy me wel gelegenheid verschaffen zal te-zyner-tyd aan te tonen dat zulke valgeschiedenissen...

Met... dát, kan men goed zyn, of goed worden.

En velen zyn afschuwelyk, zónder... dat!

Vlek is vlek, bezoedeling is bezoedeling: geen genade voor de minste afwyking van de wetten der zedelyke logica...

Zó immers wordt ‘deugd’ by denkers genoemd?

Maar die zedelyke logica zou verkracht worden door de ongerymde machtsverheffing van 'n zweertje tot kanker.

't Is lasteren van de deugd, haar by uitsluiting te zoeken in 't vermyden van zulke mis...greepjes.

En we doen aan de ondeugd te veel eer, als we haar vervloeken pour si peu!

Goddank, er zyn - 't geringe niet minachtend - verhevener dingen te bejagen!

Goddank, er zyn - zonder de minste vergoelyking van pekelzondjes - vreselyker zaken te vermyden!

De te grypen erekroon in 't strydperk der Mensheid, hangt hóger! En wel is 't jammer dat zoveel mislukte gladiatoren krom groeiden door de opgedrongen hebbelykheid om steeds te bukken naar den lagen prys dien ze delen met 'n eunuuk.

Excelsior, heren schryvers en lezers en deugdwetgevers en onthoudingprekers, en verdere gladiatoren in miniatuur!

Komaan, moralisten, al hád nu eens onze Fancy geslapen dien nacht, of al wáre ze 's morgens ontmoedigd weggeklept naar 't hof van Wouters moeder, om daar de treurmare te brengen dat prins Upsilon gestruikeld was...

Zou ze niet met 'n strenge vermaning zyn teruggezonden naar 't zo ontydig verlaten strydperk? Liep ze niet gevaar - zyzelf nu, de wachtster! - veranderd te worden in 'n zandkorrel, wegens al te grove miskenning van haar plicht?

Er hoorde moed toe - krankzinnigheid liever! - dáár aan te komen met de boodschap:

Scheur u het starrengewaad, o gy arme gebiedster der geesten:

't Hemelse Ryk heeft 'n eind... maak voor uw meerdere plaats!

Laps sloeg ons prinsje te-pletter, my, u, ons allen, godbetert,

Met 'n compositum mixtum van vleipraat en Fockinks likeur!

Wat de geesten zouden gelachen hebben!