Ideën, zesde bundel
1134.
De vrydag hield zich alsof-i voorby was. Wouter maakte zich gereed z'n nauwe bedstee te beklimmen in opgeruimder stemming dan hem paste. Hy had zelfs geen lust in 't kibbelen met Laurens, die altyd - zonder pretentie op 't construeren van 'n meetkundig werkstuk - de diagonaal beschreef.
Zeer eigenaardig nam ons Petrusje zich voor, z'n inslapen te doen voorafgaan door 't overdenken van de voorvalletjes die gedurende den afgelopen dag aan de orde waren geweest.
Heel natuurlyk! Hy voelde geen lust zich bezig te houden met zichzelf, wat anders z'n gewoonte was.
Zekere prins had geld onder 't volk gestrooid...
- Hé... als ik zo'n prins was!
Nu, deze indruk was de lelykste niet. De meeste jongens denken in zo'n geval: hé, als ik mocht meegrabbelen!
De Paltsgravin van... hoe heet het land waar ze ván was? Ik heb geen lust den naam op te zoeken dien ik haar gaf. 't Mens was in 't Trippenhuis geweest, en daar - volgens de couranten - minzaam, zeer minzaam...
- Dát zou ik ook zyn, dacht Wouter, als ik... Paltsgravin was. Wat is dat toch voor 'n betrekking?
De Koning had audiënties en 'n diner gegeven, en gezegd... och, de gewone praatjes. Maar voor Wouter waren ze nieuw en belangryk. Het welzyn van de Hoofdstad ging Z.M. byzonder ter harte. Wouter ook. Dit belette niet dat hy deze byzonderheid heel lief vond in den Koning. In Afrika zoud-i precies hetzelfde doen! En zyn hoofdstad...
Neen, weg met Afrika!
Hy smeet z'n linkerkous onzacht weg, zodat het ding zich om den sport van 'n stoel slingerde als 'n stervende paling.
Weg met Afrika! Want...
Daar rees de schim van Femken op, en dreigde, en vroeg of zy haar plaats verbeurd had op dien troon? En of ze...
Weg met Afrika!
Wat al zonderlinge vertellingen over prinses Erika! Men zei dat ze huwen moest met 'n grootvorst, maar... geweigerd had.
Alle burgerlui vonden dit heel mooi, zonder nog te weten of 't niet 'n malle koppigheid was van prinses Erika.
Ze was zo zonderling van gedrag en manieren, en kon zich niet schikken in de hoogheid van haar stand...
Wouter trok z'n tweede kous uit, en keurde 't af dat prinses Erika geen lust had in aanzienlykhedens. Hm... zou ze misschien willen ruilen? Hy: prins Erik. En zy...
Zou ook zy 's nachts zo'n lelyke muts opzetten? Wel neen, dacht Wouter, prinsessen dragen mutsen van diamanten. 't Is waarlyk zonde en jammer dat zo'n schepsel haar geluk niet waardeert! En dit scheen toch 't geval. Toen ze met de Paltsgravin uit het Trippenhuis kwam - waar ze minzaam geweest was - had ze geweigerd terstond mee terug te ryden naar 't paleis. Ze wou den ‘amsterdamsen Jodenhoek’ zien, en nam flinkweg 'n kamerheer onder den arm, die haar den weg wyzen zou. De man kende dien zelf niet, en had alle moeite haar te loodsen tot op Vlooienburg... in 't hartje! En zie, hy droeg 'n korten broek - gelyk byna iedereen, in Wouters tyd - en zyden kousen. En die kousen werden bespat. En prinses Erika had er zo om gelachen. En nog meer onvorstelyke zonderlingheden van die soort...
Maar dit alles stond niet in de courant. De krant sprak alleen van de minzaamheid.
Nu, ook op Vlooienburg was de prinses allerminzaamst geweest, of zelfs meer dan minzaam. Ze had 'n hele kruiwagen vol maagdeperen leeg gekocht, en de straatjeugd gebombardeerd met handenvol sappig genot.
Maar dit stond alweer niet in de krant. De redakteurs wisten niet hoe ze dat voorvalletje salva reverentia zouden inkleden, en bepaalden zich dus maar tot de alom bekende minzaamheid. Toch had ieder er van gehoord, al wist men dan niet of 't waar was. Duizenden schiepen er stof uit tot drie vertellingen. Eerst: dat het geschiedde: ‘wezenlyk!’ Daarop dat het 'n verzonnen praatjen, en niet geschied was: ‘wat ik je zeg!’ Eindelyk: dat het wel deze keer misschien niet geschied was, maar dat, wel beschouwd, zo-iets wel 'ns op 'n anderen keer geschieden kón, en dat het zeer moeilyk was altyd precies te weten wát geschied was, en wat niet. Dit vind ik ook.
Prinses Erika...
Wouter blies z'n kaarsjen uit, of wilde dit doen. Hy had peiling genomen op een der twee scherpe driehoeken die Laurens hem te kiezen had gegeven, en opeens verneemt hy grote ontsteltenis in den huize Pieterse: beroering!
't Is waar, er was drie, vier malen hevig gescheld, ja gebengeld. Brand?
Hm! Zou 't misschien prinses Erika wezen, die komt ruilen?
Och neen, 't was juffrouw Laps.
Ruilen kwam ze niets.
Maar wat dán, zo laat op den avond?
Wouter trok z'n éne been terug uit den tophoek, en luisterde.
Wy ook!