Multatuli.online


1119.

De lezer ziet dat Wouters bescheidenheid zich niet uitstrekte tot de res divinae, en dat wél beschouwd de ‘Heer’ meer reden dan juffrouw Pieterse zou gehad hebben, hem z'n ‘brutaligheid’ te verwyten.

Toch klaagde zy altyd, en de ‘Heer’ zweeg. Hy was goedertierener dan zy.

Ik roep de Amsterdamse buitensingels en de ‘paden’ in den omtrek van Femke's huisje tot getuigen, dat ik z'n mymeringen hoogst-onvolkomen heb weergegeven. De vraag is of hyzelf in staat zou geweest zyn tot meer nauwkeurigheid. Neen, dit was-i niet! Hy zou 't er nog slechter afgebracht hebben dan ik.

De schildering der gedachten die hem bezighielden, is hierom zo moeilyk wyl hy ze niet beheerste en ze dus meer onderging dan voortbracht. De lezer zal opgemerkt hebben dat hy onder den invloed was van tegenstrydige aandoeningen die zich z'n ziel schenen te betwisten. Wel brak hier-en-daar 't gezond verstand door, maar onbestuurde fantasie speelde de hoofdrol. 't Gevoel was er. De Verbeelding was er. De Moed was er...

Nu ja, en toch... toch...

Ik beroep me meer op 't overhoop-gehaalde ‘moeders naaikistje’. Wouter grabbelde met onbescheiden hand in de gegevens die moeder Natuur in z'n gemoed had neergelegd.

Dat er onder die gegevens ook andere waren, dan de door Da Costa genoemde, spreekt vanzelf. Doch ik zei reeds dat we die misschien te beschouwen hebben als corollair.

Het sentimentele is voorzeker 'n uitvloeisel - 'n lelyk uitwas vaak! - van sentiment. (114) En 't sentimentele wás er!

Moed? Wel zeker! En meer dan dát zelfs, of... iets anders dat er heel uit de verte op geleek. We zagen immers dat er vermetelheid en lust in uittarting huisde onder al dien kinderlyken schroom? Overmoed dus... 'n lelyk ding! Maar toch... 't is niet ieder gegeven, God te roepen ter verantwoording, en pruimtabak te leveren aan 'n zondebok van de ‘massa’.

En de Verbeelding?

‘Nu, dááraan ontbrak het hem waarachtig niet!’ hoor ik den lezer roepen. Juist. Maar ook deze hoedanigheid openbaarde zich op niet gewone wys. Men moet erkennen dat Wouters idealen niet precies gecopieerd waren uit z'n romans. Iets dat anders wel eens 't geval is by sommigen die in sentiment doen, of daarover schryven.

En ook 't hysterisch element - wie 't weglaat by mens-schilderen of geschiedschryven, is 'n knoeier of 'n huichelaar, d.i. beide tegelyk - ontbrak niet!

Er staan of liggen my 'n paar beelden voor den geest, die de stemming van Wouters gemoed redelyk zuiver voorstellen, maar... ze klinken onklassisch. In-godsnaam - d.i. ik wil niet verantwoordelyk zyn voor 't litterarisch gehalte - Wouters ziel geleek op 'n schotel melkpap waaruit de bliksem schoot, op 'n donderend bloembed.

Elken keer als-i uitging om Femke te zien, meende hy bedroefd te zullen wezen als 't weer mislukte. Maar na 'n paar alinea's gepeins vergat hy... Femke niet, maar z'n lust om haar in persoon te ontmoeten. Z'n mymeren, en hopen, en wensen, en dromen... dit alles wás hem Femke. De mogelykheid bestond dat ze, op eens vóór hem staande, onvriendelyk zou ontvangen zyn, en dat hy, onverhoeds door haar teruggeroepen in... 'n ándere werkelykheid dan die waarin hy zweefde, haar had toegevoegd:

- Ach, had je me niet nog 'n ogenblik kunnen alleen laten? Ik vroeg juist iets aan God. Wie weet of-i ditmaal niet zou geantwoord hebben!

'n Zonderling vryertje!