Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
793.
Het meedelen van de gevonden kennis door natuur-onderzoekers, al kostte hun dit dan ook gewoonlyk den nimbus van geheimkramery, lag in den aard der zaak, en behoeft alzo geenszins aan edelmoedigheid te worden toegeschreven. By 't behandelen van de stof, was men wel genoodzaakt telkens in aanraking te komen met het Volk, zonder hetwelk nieuwe ontdekkingen niet in praktyk konden overgaan, noch aan proefneming onderworpen.
Zolang mogelyk evenwel hebben sommigen getracht hun meerdere kennis en verkregen resultaten, als specialiteit te exploiteren. Astrologen, alchimisten, natuurprofeten, verkochten de resultaten hunner wetenschap, of den schyn daarvan, zo duur mogelyk. En niet in eerbied alleen lieten zy zich betalen.
Ook klinkende munt was deze heren welkom, zolang die te bedingen was.
[*]
Voor slechts honderd jaren wist Giuseppe Balsamo (Cagliostro) zich een flesje met chemisch praeparaat om vuur te maken - wy zouden thans zeggen: een doosje lucifers - door den Kardinaal Rohan te doen betalen met dertig duizend franken. ‘Maar, zeide hy erby, hij deed dit uit menslievendheid, en omdat Rohan een zyner meest volgzame leerlingen was, die verdiende het licht te zien.’ Nu... licht wás het!
(1871)
Hoe dit zy, hun specialiteit werd, met of tegen dank dan, aldra publiek domein.
Niet alzo de boven- of ónnatuur-wysgeren. Nog altyd reikt de hand van den leek niet tot den wolk waarin ze by voorkeur hun laboratorium opslaan. Het onbegrypelyke, het ontastbare, het ongenietelyke van hun wetenschap, bewaart haar voor ontheiliging, en zy kunnen nog lang zonder konkurrentie hun vak blyven uitoefenen.