Volledige Werken. Deel 4. Een en ander over Pruisen en Nederland. Causerieën. De maatschappij tot nut van den Javaan. Ideeën, derde bundel
Een en ander over Pruisen en Nederland
De Maatschappy tot Nut van den Javaan
761. Vervolg: publieke voordrachten.
767. De algemeenheid van wanbegrip (541)
784. Raden en oordelen in verband met kansrekening. (541)
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
795a. Afkeer van arithmetische juistheid
796. Meeting te Batavia in mei 1848
797. Zekere theologieën. (554)
799. Iemand die in zichzelf de nodige geschiktheid heeft. (554)
824. De onzedelykheid van de beloon-theorie in de opvoeding (561)
828. Het onderwys (561, vlgg.)
886. De schepping werd in weinig regels afgedaan. (563)
899. Het zyn liegt niet. (574)
913. Vervolg: Onderwys, in verband met het godsbegrip en met de studie van den aard der dingen.
922. Het beoordelen der zedelykheid (589).
Naschrift bij den tweeden druk
Een en ander over Pruisen en Nederland
788. Wysbegeerte een roeping van allen. (542)
Verdeling van den arbeid gaat samen met staathuishoudkundige en technische ontwikkeling. Er was een tyd dat elk z'n eigen brood bakte, en in afgelegen streken is dit nog het geval. Aanvankelyk was ieder individu landbouwer, krygsman, wapensmid - dat wilde eenmaal zeggen: steenslyper - jager, visser... alles tegelyk. 't Spreekt vanzelf dat de vervaardigde voorwerpen gebrekkiger waren, dan toen men begon zich meer in 't byzonder toe te leggen op een bepaald vak. Dat nog thans velen hun bedryf uitoefenen op een wyze alsof zy belast waren met andere funktiën tevens, doet niet terzake. De regel is, dat verdeling van arbeid gunstig werkt op de soort en de verkrygbaarheid van 't produkt.
Of echter deze staathuishoudkundige en technische vooruitgang tegelykertyd verstandelyke ontwikkeling bevordert, is de vraag. De man die jaren lang niets doet dan gaten steken in het uiteinde van dunne staafjes yzerdraad, maakt zich weliswaar verdienstelyk omtrent de naald-fabrikatie, maar zal waarschynlyk stilstaan op den weg van verstandelyke ontwikkeling. En zelfs in de techniek die aan zyn werk behoefte heeft, wordt hy ten laatste geheel onbekwaam tot elken anderen arbeid, dan dien waarop hy zich in 't byzonder toelegde.
Ik stel me voor, dat zodanig werkman in aanraking kwam met Plato, Pythagoras of Aristoteles, of ook slechts met dezen of genen Jack-of-all-trades uit den vóór-middeleeuwsen tyd, en dat hem door wysgeer of half-wilde - beiden even universeel in hun levensopvatting - gevraagd werd:
‘Kom aan, medemens van laten datum, vertel my eens wat je zoal weet, kent, kunt en doet?’
En hoe onze werkman zou antwoorden:
‘Ik prik gaatjes.’
Noch de oude wysgeren, noch de handige woudloper zouden zeer gesticht zyn over den vooruitgang van hun nageslacht, al zy 't dan dat ze verbaasd stonden over de fyne bewerking van 'n borduurnaald.
By het zien van een horloge ware hun bewondering ten top gestegen, maar ze zouden de individuen geminacht hebben, die wel gezamenlyk millioenen dergelyke voorwerpen vervaardigen kunnen, doch waaronder geen enkele - geheel alleen werkende - een horloge maken kan, of uitvinden zou wanneer dit niet geschied was.