Ideën, zevende bundel
1277.
Niemand van de toeschouwers had achtgeslagen op 't naderen van de schuit. Wonder was 't niet, want toen ze begon in zicht te komen, had men zich even tevoren vermaakt met de executie van Golo, die zo duidelyk op het drie-en-twintigste vakje was voorgesteld dat slechts weinigen er geen kippevel van kregen, en wie in dit ongevoelig geval verkeerde, wachtte zich wel het te zeggen. Niemand beklaagde den booswicht, en als de Sloterdykers zitting hadden gehad in die rechtbank, zouden de stukjes waarin hy gesneden werd, nog veel kleiner uitgevallen zyn. De chères en de grandes tendresses waarop Genoveva vervolgens onthaald werd, waren op 't zeil heel aanlokkelyk voorgesteld. 't Doet me genoegen dat Wouter er niets van gezien heeft. Ook had de schilder middel gevonden, den toeschouwer te doordringen van haar aanhoudend omgaan met ‘J.C.’, slechts afgewisseld door 't biddend en dankend gebruiken van ongekookte boomwortelen. Och, men hoeft zo weinig frans te verstaan om zulke dingen innig te begrypen! Nog één couplet, en heel Sloterdyk was aan 't bidden en uitgraven van boomwortels gegaan. Ieder ziet in dat het publiekje van den troubadour, in zo'n gewyde stemming wel wat anders te doen had dan op de schuit te letten, die daar zo onverschillig kwam aanschuiven alsof er nooit 'n Genoveva in de wereld geweest was. En die hinde! Juist toen 't arme dier bezig was met z'n miracle nouveau door quoiqu'on lui porte van honger te sterven op dat graf, hoste de jager voorby. De lyn van zo'n haarlemmer-schuit is tachtig vaam lang...
Hoe ik dit weet? Verdenk my in godsnaam niet van de onnozelheid dat ik 't aan 'n deskundige gevraagd, of - o gruwel! - me zou ontletterkundigd hebben door 't ding te meten. De ware wysgeer raadpleegt ándere bronnen! Met deftige huivering wendt hy 't oog af van de dingen die naby hem zyn, om ze te vestigen... kortom, ik heb de Pliniussen geraadpleegd, en vervolgens alle andere schryvers, latynse, griekse, franse, nadowessische, ja zelfs hollandse... allen, allen! Uit m'n bewysvoering zal den lezer blyken dat ik door één over te slaan m'n slotsom op losse schroeven zou gezet hebben, en 't ware gedaan geweest met m'n roem als letterkundige. Ook staat het den toekomstigen geschiedschryver vry, in deze overmaat van geweten en eruditie de oorzaak te zoeken van de langzaamheid waarmee m'n Ideeën verschynen. Mochten er tegen dien tyd anderen zyn die uitstrooien dat men hierby aan verdriet, ergernis en walg te denken hebbe... 't zyn lasteraars, vuige!
Wat nu de lengte der lyn van die haarlemmer schuit aangaat, ziehier hoe ik te werk ging, en bewonder myn methode. Ik stelde mezelf de vraag: is die lyn langer dan tachtig vaam? En toen aan 't snuffelen in de Pliniussen! Ik begon met den Ouden, en blokte de zeven-en-dertig boeken van z'n Historia Naturalis door. Daarin vond ik wel veel ongerymds, maar geen toestemmend antwoord op m'n vraag. Vervolgens verdiepte ik my in de Brieven van z'n neef, en in diens karaktervollen Panegyricus. Hier of nergens, dacht ik! Inderdaad, by 't lang en breed uitmeten der verdiensten van Trajanus, zou die schryver 'n haarlemmer-trekschuitlyn niet ongebruikt hebben gelaten, indien hy de mening was toegedaan geweest dat de man die hem geholpen had aan 't zeer voordelig baantje van Consul, daarmee gemeten kon worden, en dat alzo de lengte van zo'n ding de tachtig vaam te boven ging. Op menskundig-tafellikkende gronden was dit dus het geval niet.
Daarop ging ik in m'n tweede periode van onderzoek over. Ik stelde de vraag of de hier behandelde koord korter dan tachtig vaam zou kunnen zyn? Ik las, las, las... nu, dat zei ik al, ik las álles! Onze Kätchen had meely met me. Ze vreesde dat ik door al die klassiekery m'n ogen en m'n smaak bederven zou - zo drukte dat ongeleerde schepsel zich uit! - en stelde voor, haar wastobbe en strykplank in den steek te laten om de zaak in loco te gaan onderzoeken. Verontwaardigd gooide ik haar dood met 'n Plutarchus. Om de bruikbaarheid van dien schryver voor zo'n executie wél te vatten, behoort men te weten dat myn editie 'n latynse vertaling van Holzmann, en ook in effectief hout gebonden is, al noemde de man zich geleerdelyk Xylander. (Heidelberg, MDLXI.) Er zyn sporen aan van koperen hoeken en sloten, en die hebben Kätchen den dood gedaan. M'n verrukking over 't welgeslaagd vergruizelen van zo'n onklassisch wezen, wordt begrypelyk en zelfs, om zo te zeggen, intensief godsvingerlyk-rechtmatig, als men bedenkt dat m'n projektiel blykens 'n inschriftjen op 't schutblad, eenmaal 't eigendom van vader Wyttenbach geweest is. Zeker zal 't z'n professorlyke ziel genoegen doen te vernemen - en daarom alleen maak ik de zaak bekend - dat 'n brok van z'n nalatenschap nog heeft kunnen dienst doen als middel om iets te stenigen dat zich verstoutte op gezond verstand te gelyken. En dat zó uit de keuken, waar ze tweemaal twee aardappelen voor vier aardappelen aanzag!