Ideën, zesde bundel
1093.
Er bestaan ambachten, bedryven, beroepen, bekwaamheden, ja zelfs wetenschappen en kunsten, die geen andere reden van bestaan hebben, dan gebreken in de inrichting onzer Maatschappy, of in onze zeden. Sommige zelfs leven indirect van ondeugd, ja zelfs van misdaad.
Zou hierin misschien 't criterium liggen van 't bekende: ‘nuttig zyn’? Aangenomen dat het roken 'n verderfelyke gewoonte is - en ik geloof dit - zouden dan daarom sigarenmakers of tabaks- ‘fabrikanten’ behoren onder de niet-nuttige leden der Maatschappy?
Ik heb reeds betoogd dat deze redenering geen steek houdt. Rechtsgeleerden en Rechters immers leven van twist en misdaad, en kunnen dus niet gemist worden zolang misdaden en 't verschil van gevoelen over 't myn en dyn, niet uitgeroeid zyn. Toch is 't van hoger standpunt beschouwd plicht, de gronden
*
waarop zulke onmisbaarheid berust, tot 'n minimum te beperken. Hoe minder behoefte aan rechtspraak, hoe beter.
In stede daarvan ziet men gedurig dergelyke oorzaken van onmisbaarheid - zelfs de factice - uitbreiden, en dit keur ik af. Als voorbeeld wees ik reeds op de geldwisselaars die zo'n parasitische rol spelen, en geheel overbodig wezen zouden als er 'n internationale munt was ingevoerd. De hieromtrent bestaande toestand wordt vry duidelyk gekenschetst door 'n duits spreekwoord: ‘liever ééns bestolen dan zevenmaal gewisseld’! Zyn zulke wenken beneden de aandacht der Staatslieden die invloed uitoefenen op de belangen van Europa? Wachten ze op revolutiën of 'n verhandeling van Stuart Mill om in te zien dat men de algemene welvaart niet behoorde te wryven en te schuren langs 'n rasp?
De verregaande slordigheid waarmee grote belangen worden verwaarloosd, steekt treurig af by de kleingeestige quasi-diepzinnige uitpluizery van byzaken. Men brengt wetenschap te pas, waar ze niet nodig is - en dus schade veroorzaakt - en schynt haar te minachten waar ze licht geven kon.
De geologie leert dat onze aarde duizenden eeuwen oud is. Dit blyven de Regeringen ignoreren, want ze brengen fondsen op hun budgetten om personen te betalen voor 't onderwys in de Mozaïsche scheppingsgeschiedenis die ons bolletje slechts 'n ouderdom toekent van zes duizend jaar. Enz. Enz.
Aan den anderen kant roepen zy de ‘Wetenschap’ te hulp by zaken die niet behoorden te bestaan, en die - al ware dit anders - in allen geval moesten kunnen bestaan zonder hulp van geleerde finesses. De ambtenaren by de zo verderfelyke Inkomende rechten, hebben - grappig genoeg! - behoefte aan allerlei kennis, vooral aan... scheikunde! Ook de ridder in 318 en 319 was geen byzonder ‘nuttig lid der Maatschappy’ maar hy had dan toch de verdienste, de ‘Wetenschap’ buiten spel te laten by z'n barbaarsheid.
't Spreekt vanzelf dat dezelfde Regeringen die 't verfoeilyk overblyfsel uit de eeuw der roofridders stempelden tot ‘Wetenschap’ alweer niets van ‘Wetenschap’ willen weten, zodra die zou moeten worden toegepast op de voedingsmiddelen der burgery. Wie zelf z'n geld maakt, of vals geld in omloop brengt, of 'n muntstuk besnoeit, wordt zwaar gestraft. Maar wel mag de verkoper van levensmiddelen zyn waar vervalsen. 't Staat hem zelfs vry, gif te leveren.
Als algemeen staatkundig principe blyft het de vraag, of bemoeienis van Regeringswege in dit opzicht gewenst is? 't Ideaal is... onthouding! Maar voor we genaderd zyn tot de toepassing van idealen, zou er nog zeer véél te doen vallen. 't Ideaal ener Maatschappy brengt ook de afschaffing van rechtbanken en gevangenissen mee. Toch zal ieder inzien dat we voorshands die inrichtingen niet kunnen missen.
In-allen-geval dring ik aan op consequentie. Waarom wordt er ‘Wetenschap’ aangewend om de hoedanigheid van ingevoerde waren te bepalen, en niet om bakker, wynkoper of bierkroeghouder te beletten hun klanten naar de eeuwigheid te zenden? Ik keur het Amerikaans systeem - dat ook Leentje bleek aan te kleven - geenszins af. ‘Ieder moet uit z'n eigen ogen zien!’ Maar om dit mogelyk te maken, is vereenvoudiging en oprechtheid nodig. De burger behoort gewaarschuwd te worden dat z'n industriële landgenoten 't recht hebben hem te vergiftigen. Hy weet dit niet, en moet het wel betwyfelen wanneer-i 't oog slaat op de zeer geleerde zorg die de Staat draagt voor z'n eigen - d.i. inkomende - ‘Rechten’. Hoe kan hy op 't denkbeeld komen dat er rottekruid in champagne wezen zou, in 'n land waar de grenzen bewaakt worden door Berzeliussen, Liebigs en Virchows? Vereenvoudiging. Ik las dit woord nooit in de honderden programmen van optredende Ministeriën, die my onder de ogen kwamen. Is men bevreesd in zee te steken zonder 't nodig aantal bruggemannen (340, 341) ‘die de nieuwe orde van zaken met hart en ziel zyn toegedaan’? Ligt er haute politique in 't handhaven van overbodighedens? Wat is dan lage politiek?
De kinderachtige neiging om belangwekkend te schynen door jacht op ingewikkeldheid, valt o.a. dagelyks op te merken by de eindeloze verhandelingen over muntstelsels. Eenvoudiger zaak bestaat er niet. Toch vindt men middel - met behulp van de niet zeer ongebruikelyke citaten, natuurlyk! - ook daarby 'n maat van kennis, kunde, wetenschap, geleerdheid, ervaring en... humbug te pas te brengen, waarmee men, wél besteed, de maan zou kunnen veroveren. Nu, dit hoeft niet. Maar dat het jammer is, al die hoedanigheden telkens te zien verslonsen aan niemendal, blyft waar.
In dit byzonder opzicht - ik spreek van 'n muntstelsel en niet van humbug - heeft ons landje, dank zy Van Hall, niet te klagen, vooral wanneer men de overal bestaande wenselykheid van 'n algemeen-europesen muntslag nu eens buiten spel laat.
Toch heb ik, ook voor Holland, 'n opmerking die naar ik meen nieuw is en dus wel zal worden afgekeurd.
De courante waarde van 'n muntslag kan ten algemenen nutte, en zonder onevenredig-meerder uitgaaf voor den aanmaak, worden verhoogd door het toevoegen van kunstwaarde en historische betekenis aan de elk jaar in omloop te brengen stukken.
De ontwikkeling van dit denkbeeld - eenmaal zal 't verwezenlykt worden, en men zal verbaasd staan dat hieraan niet vroeger gedacht is! - zou me afleiden van 't program dat ik me voor dezen bundel heb opgelegd. Wie de moeite neemt over dezen wenk na te denken, wordt uitgenodigd m'n voorstel te toetsen aan de gissing die ik waagde by 't slot van 1051b, en daarby niet uit het oog te verliezen wat de heer Wintgens over Kunst gezegd heeft. (1050 a, vlgg.)