Ideën, tweede bundel
453.
Er waren eens, in zeker land, veel pasteibakkers. Het bakken en verkopen van feuilleté-taartjes scheen 'n winstgevend beroep te zyn, althans het bracht genoeg voordeel op, om de huisgezinnen der bakkers redelyk wel te onderhouden. Maar zie, daar kwamen scheikundigen die de taartjes nauwkeurig onderzochten, en bevonden dat er door de pasteibakkers papaverstroop werd gebruikt, om hun taartjes zo lekker te maken als 't volk die scheen te vinden. De scheikundigen waren tevens mensenvrienden, en 't smartte hen, hun landgenoten zo dommelig te zien, als ze door 't gebruik van die taartjes geworden waren. Maar zy verheugden zich over 't vinden van de oorzaak. Want, dachten ze, als wy onze ontdekking openbaar maken, zal 't volk weigeren z'n lekkernyen te betalen met verlies van wakkerheid, en de bakkers, van hun kant, zullen wel genoodzaakt wezen, om te zien naar andere middelen om hun pasteitjes te bereiden.
Onder de pasteibakkers was groot verschil merkbaar. Sommigen namelyk waren zo wakker, alsof ze nooit hadden meegeproefd van hun eigen baksel.
Dat waren slimme pasteibakkers.
Maar anderen bleken te goeder trouw te hebben meegegeten van de taartjes. Ze waren slaperig als 't volk-zelf.
Dat noem ik domme, maar eerlyke pasteibakkers.
Enigen luisterden naar de opmerkingen der chemisten, en zochten, zochten... naar 'n surrogaat voor den feuilleterenden slaapstroop. Intussen gingen ze voort met verkopen van de taartjes... zonder ooit daarvan te proeven.
Dat waren niet zeer eerlyke pasteibakkers.
Een hunner verklaarde z'n geweten bezwaard met wroeging over 't verkopen van ongezond voedsel. Hy waarschuwde z'n publiek, en zeide dat hy voortaan geen taartjes zou verkopen, dan aan wie uitdrukkelyk verklaren zou, die te begeren, en dan nog met zo weinig slaapstroop als maar enigszins mogelyk was, al zou hy dan ook, gedurende den tyd dien-i daardoor overhield, zich moeten bezighouden met heel ander werk. Ja, al zou-i een courant samenstellen, mits zonder papaver-feuilleté of leading-articles. Een krant, alleen van deeg. Dit lukte vry wel, schoon 't eigenlyk geen arbeid was voor iemand die werd op-
*
geleid tot pasteibakker. Maar de man was hoogst bekwaam, en schikte zich in z'n lot.
Dat was 'n eerlyke en flinke pasteibakker.
Weer 'n ander haalde z'n uithangbord geheel in, verklaarde ronduit, dat-i geen taartjes meer bakken wou. En dat het hem leed deed ze zo lang gebakken te hebben. Hy schudde 't meel van z'n klederen, baadde zich driemaal, en liep weg naar 'n stad die onlangs afbrandde en waar-i meehielp aan 't weer opbouwen.
Dat was 'n zeer eerlyke, en zeer flinke pasteibakker.
Alzo deed een gedeelte der bakkers wat de wilde eenden doen, als men er op schiet... ze vlogen her en der. En een ander gedeelte deed wat de uilen doen, als men er niet op schiet... ze bleven zitten, en verdraaiden hun ogen, en trokken malle, deftige gezichten. Maar één uil...
Dit is een grote fout. Ik zelf heb ergens gezegd dat men een vergelyking niet te lang moet voortzetten, en doe dus verkeerd me langer bezig te houden met uilen en eenden. Ik wilde iets vertellen van pasteibakkers, en daarby moet ik blyven.
Eén pasteibakker dan, overlegde in z'n hart hoe hy z'n belang zou overeenbrengen met den loop der zaken, en hoe hy z'n taartjeswinkel zou kunnen aanhouden, zonder strydvoeren tegen de wetenschap der chemisten, en zonder verlies van klanten. Ja zelfs, hy berekende hoe hy te handelen had, om z'n clientèle uit te breiden, door al de lui tot zich te trekken, die voor 'n gesloten deur kwamen by zyn eerlyke collega's, of afkerig waren geworden van de waar der anderen.
En méér nog: zyn plan was zo overlegd, dat-i te zyner tyd zou kunnen meedingen naar de medailles die eenmaal zullen worden toegekend aan wie zich verzet hebben tegen de slaapstroop-bereiding.
Dat was een berekenende pasteibakker, van alle markten thuis, naar ik meen.
Hy begon met al z'n klanten by elkaar te roepen, en te zeggen, dat het niet te pas kwam taartjes te bakken met opium. Ja zelfs, hy verweet hun, dat ze er zoveel hadden gekocht en gegeten. Maar 't geld dat-i had ontvangen voor z'n vroeger baksel, gaf-i niet terug.
*
Hierin toonde hy te zyn wat men op de beurs zou noemen een ‘goede’ of ‘soliede’ pasteibakker.
En van de scheikundigen die de taartjes hadden afgekeurd lang vóór hem, en die hy daarom had genoemd met grove namen, zolang er niet te voorzien was dat het volk zou geloof slaan aan hun wetenschap, zie... van die heren sprak hy niet. Of, fraaier nog, hy zeide dat-i met die mannen niets te maken had. Gy begrypt dat z'n bedoeling was z'n klanten in den waan te brengen, dat hyzelf zo'n bekwame chemist was, en zo'n eerlyke bakker.
Wel beschouwd, was hy dus een valse pasteibakker.
Daarop vertelde hy den volke, dat de amfioen in de taartjes niet alleen onnodig was, maar zelfs dat de gebakjes lekkerder zouden wezen, als men ze bakte zonder heulsap.
En als een proefje gaf-i er zestien, die inderdaad aan velen redelyk smaakten. Onze bakker had gezorgd het uiterlyk te doen gelyken op dat der vorigen, want hy wist dat mensen die pasteitjes gebruiken - en anderen ook - veelal smaak putten uit gewoonte. Dat noem ik een handige pasteibakker.
En velen die niet begrepen hoe men slaapstroop missen kon in de bereiding, onderzochten het nieuwe gebak... en vonden... slaapstroop als te voren, maar ditmaal vermengd met rottekruid. Dat was een infame pasteibakker.